Stef Kessels – Mens

Stef Kessels is sinds 1995 is Kessels werkzaam als medewerker van de stichting ‘Leven rond de dood’. Hij houdt hij zich bezig met stervensbegeleiding en levensbeschouwelijke psychosociale zorg, in Helden en Meijel. Hij is ook beleidsmatig bij de stichting betrokken. Hieronder vindt u zijn overweging bij het thema Mens.

Mens 1
Geboren worden , groeien, je ontwikkelen, plezier hebben, nadenken, allerlei emoties hebben, ervaren dat je veel meer wilt dan je kunt, dat je meer kunt dan je dacht, dat alles moeite kost, dat ziekte en verlies onafwendbaar zijn, dat inspanning moet overlopen in rust, dat geluk veel inzet vraagt…..dit alles ervaren is ‘mens-zijn’. Gaan beseffen dat het kwetsbare en sterfelijk lijf je levenslange metgezel is; dat alles wat je wilt realiseren vanuit dat lichaam ontstaat. Knappe ontwerpen, eenvoudige of ingewikkelde arbeid, dagelijkse of hoogwaardige invallen of gedachten: het gebeurt met en in dat tijdelijke, stoffelijke lijf. Ervaringen van genegenheid, vriendschap, liefde, vertrouwelijkheid: het wordt gevoeld en beleefd in en vanuit het lijf; als ook de gevoelens van agressie, afkeer of haat. Het zoeken naar de zin van dit leven, het streven om goed en rechtvaardig te zijn in een ingewikkeld bestaan of samenleving: de bron ervan is het eindige lichaam. Net zo goed als ons ongeloof in of verlangen naar een beter leven voor onszelf of onze kinderen; of het verlangen naar een paradijselijke wereld, waar geen onrecht meer zal zijn of geen ziekte. Juist omdat het lijf als kwetsbaar en eindig wordt beleefd zijn we in staat de dagelijkse wereld te overstijgen, kunnen we soms goddelijke momenten ervaren. Kunnen we een betere wereld fantaseren en maken. Het tijdelijke lijf, met zijn lichamelijke en geestelijke littekens en beperkingen, kan de ontstaansbron en voertuig zijn naar een betere wereld. Wonderlijk.

Mens 2
De mens in dat eindige lijf heeft weet van de bedreigingen van zijn geluk, van de mankementen die zijn lichaam gaat vertonen; van de keerzijde van geluk en grootsheid: van eenzaamheid tot ziekte, van in de steek gelaten worden tot zware tegenslag. Hoe dat op te pakken zodat het aangename niet ten onder gaat aan de donkere zijden? We zeggen dat het bij het leven hoort. Klinkt goed, maar als je in de ellende zit, schiet je daar dan wat mee op? We zeggen:” Geniet de dag, je weet niet wat er morgen komt”. Daar wordt je ook niet vrolijk van, want daarin klinkt de angst dat je in de ellende zult verdrinken als die eraan komt, wel erg in door. We zeggen:” De mens moet de moeilijke kant van het leven leren verdragen; niet doen alsof het er niet bij hoort…hoe zwaar het ook is. ” Maar hoe doe je dat dan? We zeggen: ” Als mensen teveel in de watten gelegd worden, worden het teveel watjes” We zeggen:” Elk mens moet zijn eigen pakketje op pakken, anders gaat hij eraan ten onder”. Het klinkt zo vrijblijvend. Je vraagt je af : ” Hoe is het mogelijk dat mensen veel ellende op hun bord krijgen dat overleven.” Je komt mensen tegen die heel veel hebben meegemaakt en er rijper of gelouterd mens door geworden zijn. Niet in medelijden met zichzelf weg gezonken zijn in het moeras; in de ellende ergens de moed vandaan haalden de last weer op zich te pakken, zonder verbitterd te raken. Die wellicht juist vanuit de ervaring dat alles wat een mens wil, is en beleeft, heel kwetsbaar is, in staat bleven te genieten van de goede dingen, hoe klein ook. Misschien juist daardoor gingen beseffen dat geluk geschonken en niet verworven wordt alleen door eigen kracht. Hoe mensen tot zo’n instelling komen? Ik weet het niet. Ik denk dat er geen simpel recept voor bestaat. Iedereen heeft daar zijn eigen weg in te zoeken. Het zou ook niet dienstig zijn je een goedbedoeld recept te laten voorschrijven.

Mens 3
Vele wegen kent het leven En van al die wegen Is er een die jij te gaan hebt. Die ene is voor jou. Die ene slechts. Of je wilt of niet, die weg heb je te gaan. De keuze is niet de weg, want die koos jou. De keuze is hoe die weg te gaan. Met onwil om de kuilen en de stenen. Met verdriet, angst en woede om het vermeende onrecht. Of met moed omdat de zon een weg van verdriet, woede en angst, haast niet bereiken kan. En met de wil om aan het einde van die weg milder te zijn, en wijzer dan aan het begin. En met nederig het hoofd te buigen in het besef “het is goed zo”. Vrij naar Dag Hammarskold, oud secretaris-generaal van de V.N.

Mens 4
Enkele uitspraken die passen bij het thema van de laatste weken, waarin aandacht was voor de kwetsbaarheid van de mens. Dat hij desondanks grote verlangens koestert en intens geluk kan ervaren. Tegelijk voor de opgave staat zichzelf en zijn zin in het leven niet totaal onderuit te laten halen door wat hem tegenzit of hem treft. Mij verdiepend hierin kwam ik enkele uitspraken tegen die treffend zijn. Ik schrijf ze voor u neer; misschien zijn sommigen die er op dit moment door aangesproken worden.
“Het is haast nog belangrijker hoe de mens met tegenslag en pijn omgaat, dan welke tegenslag of pijn hem treffen.”
“Wie zijn lot niet lijdt, wordt erdoor meegesleurd”, voorzover ik weet van de filosoof Nietsche.”
“Pasen wordt vooraf gegaan door Goede Vrijdag, zodat wij er steeds aan worden herinnerd dat leven, echt leven, alleen gevonden wordt langs de weg van bijna ondraaglijke kwetsbaarheid.”
“De kunst van het leven
Is diep in de pijn
Je kracht ontdekken
Durven te kijken naar je verlies.
Littekens blijven
Vurig en fel
Veranderde vormen
Een nieuw perspectief.”

Gelukszoekers zijn wij (1)
Dat is maar goed ook; wat zou het leven anders leeg worden, saai; en met weinig dynamiek. Het is een goede eigenschap en verlangen van de mens, vormgegeven in de trend van de tijd. In de laatste halve eeuw hebben – door toegenomen welvaart – in deze streken van de wereld – veel mensen de kans gekregen zich te scholen, te groeien in persoonlijke vrijheid en onafhankelijkheid. Daarnaast hebben we ons geworpen op een mogelijke toename van geluk, vrijheid en onafhankelijkheid die verbonden is met een goede gezondheid. Zozeer zelfs dat ik denk dat in het verlangen naar geluk de goede gezondheid en de wens naar een lang en vitaal leven zelden zo centraal hebben gestaan in een cultuur. Gezondheid wordt zelfs soms als een persoonlijke verdienste gezien, zoals ook succes in werk door opleiding en scholing. En het mag gezegd: we hebben veel bereikt om allerlei ziektes en mankementen te bestrijden om mogelijkheden tot dat gelukkig leven te vergroten. Enkele willekeurige voorbeelden: de oogheelkunde kan de meeste mensen tot op hoge leeftijd goed laten zien; orthopedische ingrepen maken inzetten van kunstgewrichten mogelijk, zodat de mobiliteit lang in takt kan blijven. Dat infecties meestal met antibiotica te lijf gegaan kunnen worden, daar waren we al aan gewend. Ook psychisch lijden is vaak te verlichten door medicatie of psychotherapie. En als het nu nog niet lukt, dan hopen we dat de medische wetenschap nog tijdens ons leven iets uitvindt dat onze kans op een lang, gezond en gelukkig leven zal vergroten. We pogen zaken die ons verlangen naar geluk dreigen te verstoren, te mijden. Nemen nieuwe maatregelen op het moment dat we ontdekken dat er toch nog onheil naast de door ons opgeworpen barricade glipt. Gelukszoekers zijn wij.

Gelukszoekers zijn wij (2)

Heel lang houden we vast aan het ideaal van gezondheid. Als de middelen en ingrepen die we in de gezondheidszorg ‘voorradig’ hebben voor genezing of verbetering niet meer werken, dan kunnen we dat maar moeilijk tot ons door laten dringen. Als we stuiten op die grens, dan zijn we onthand. Het is een hard gelag waar we de tijd voor moeten hebben om dat een beetje te verwerken. Maar dan zie je dat een mens andere mogelijkheden heeft om anders te gaan kijken naar de waarde van zijn leven. Ineens is hij in staat om zijn leven op een andere leest te schoeien. Op het moment dat hij de slag een beetje te boven komt en niet in een hoekje alleen maar gaat zitten treuren om het verlies van gezondheid, kan er een proces op gang komen waarin een nieuwe weging gemaakt wordt van wat nu van belang is. Kan hij een ander betekenis gaan geven aan zijn leven. Door mindere mogelijkheden ontstaan misschien andere hobby’s ; het kan ook zijn dat er belangstelling ontstaat voor ervaringen van anderen die met zo’n zelfde probleem worstelen. Kan hij zich misschien gaan verdiepen in andere aspecten van het leven. Soms zie je dat meer accent komt te liggen op de relaties: met wie ervaar ik een hechte band, welke mensen zijn mij genegen of welke mensen zijn belangrijk voor mij? Of : wat heb ik voor waardevols gedaan in mijn persoonlijke relaties? Maar ook: hoe leer ik omgaan met pijn of ongemak; met de teleurstelling dat er weinig meer aan te doen valt. Maar altijd, zolang mensen niet wegzakken in lusteloosheid of depressie, gaan mensen weer op zoek naar een nieuw evenwicht – in zichzelf en met hun omgeving – altijd weer op zoek naar iets waar wat rust, harmonie en geluk aan beleefd kan worden.

‘Geven en nemen’
Victor Frankl ontdekte in het concentratiekamp het volgende. Het lukte hem niet om medegevangenen – in die uitzichtloze omstandigheden – van zelfmoord af te houden door ze voor te spiegelen wat ze nog allemaal zouden kunnen krijgen. Hij had meer succes door ze te laten inzien wat ze nog allemaal voor anderen zouden kunnen doen. Hij trok daaruit de conclusie dat er in de mens iets is dat hij – zolang hij leeft – een bijdrage wil leveren, voor anderen iets wil betekenen,. De mens ontleent blijkbaar meer betekenis aan ‘ geven’ dan aan ‘nemen’. Gaat dit altijd op? Of geldt dit alleen voor mensen in uiterst uitzichtloze situaties? Als ik zo iets lees zou ik iedereen die ik tegenkom willen vragen: “hoe is dat bij u? Wilt u ook liever geven dan nemen.?” Aan de kinderen van de basisschool, aan de pubers, studenten, jonge stellen, jonge ouders. Er wordt toch immers gezegd dat we in een tijd leven dat mensen liever nemen dan geven. Een tijd dat individualisme en egoïsme hoog in het vaandel staan? En dat we anderen zo makkelijk over het hoofd zien? Is dat zo? Ik zou die vraag ook voor willen leggen aan mensen in het arbeidsproces, werklozen, mensen die met pensioen zijn, zieken, oude mensen die moeilijk uit de voeten kunnen; en aan mensen die aan bed of aan huis gekluisterd zijn. Ontlenen zij de meeste betekenis aan geven, meer dan aan krijgen? Interessant en leerzaam, denk ik.
Hoe is dat voor U? Wilt u ook liever geven dan nemen? Wat is het wat u in uw omstandigheden te geven hebt? Praat u daar wel eens over met b.v,. uw vriendinnen of kinderen? Wordt het ook door de omgeving onderkend dat u behoefte hebt om te geven? Beseft u en wordt het gezien dat u ongetwijfeld veel te geven hebt?

Duistere kant
“De duistere kant kan een leven lang duister blijven, het geheim altijd geheim. Dat weet ik. Ik heb het al vroeg aangevoeld. Je kunt heengaan zonder ook maar één persoon het meest verborgen deel van je leven heeft gekend, zonder dat ook maar iemand in de gaten heeft gehad waar of naar wie je hunkerde, wat of wie je verafschuwde, hoe diep de wond was onder je gave huid, hoe onaangeraakt je bleef na een klap in je gezicht. Je kunt sterven met de waarheid over je leven nog achter in je keel, niet uitgesproken, niet gefluisterd, niet eens gezucht. Je kunt voorgoed verdwijnen met de voorvallen die je moest laten rusten om geen opzien te baren, voorvallen die bijna steeds te maken hadden met liefde, met een teveel of een tekort.
Ik weet al vroeg dat het leven absurd is hoewel ik het woord ‘absurd’ niet ken. Mijn ouders spreken dat woord nooit uit, ook mijn grootvader niet, ook de boeren en boerinnen niet. Maar net als ik, beter waarschijnlijk, weten ze, het kan niet anders, dat er in het leven iets niet klopt. Dat er vaak een peilloze afgrond ligt tussen wat een mens wil en wat hem of haar wordt toegestaan.”
Uit: Nevelpaarden, van Fleur Bourgonje

“Kerngezond”
Juist van ernstige zieken heb ik geleerd hoe belangrijk hun geest is; of misschien wil je het psyche noemen, ziel of kern. Juist bij hen ervaar je dat die splitsing die wij maken tussen lichaam en geest niet klopt; dat het lichaam geen machine is waar bij ziekte een onderdeeltje niet meer naar behoren functioneert. Want een lichamelijk defect kan de hele mens in verwarring brengen, ook zijn geest. Hij kan er onzeker van worden of angstig, het niet meer zien zitten. Tegelijkertijd: wanneer de ernstig zieke – ook al moet hij b.v. een pijnlijke behandeling ondergaan – zich correct behandeld voelt door een behandelaar, kan hij al minder lichamelijke pijn ervaren. Een goede bejegening heeft effect op het lichaam, op wat de patiënt in zijn lichaam voelt. Andersom is ook waar: goed met het lichaam omgaan – denk maar aan lekker gewassen en verzorgd worden als je echt ziek bent – doet wonderen op het terrein van het zich welbevinden van de zieke, het terrein van de geest. Kortom: het lichaam en de geest zijn onlosmakelijk met elkaar verweven. In tijden van ziekte is het de opgave om voldoende aandacht te houden voor het geestelijke welbevinden, de geestelijke gezondheid.
Er bestaat nog een belangrijk facet. Een respectvolle aandachtige lichamelijke aanraking kan tot contact leiden. De verpleegkundige, de fysiotherapeut, de kapper zullen dit kunnen onderschrijven. Menigeen komt door die lichamelijke aanraking in contact met zichzelf. Er ontstaat – na verwarring, onmacht, stress of verdriet – een gevoel van opluchting; hij voelt zich geheeld; hij is weer ‘heel’. Waar hij mee te worstelen heeft verliest – al is het voor even – zijn alles overheersende plek in de totaliteit van het leven. Zo kan het dat een mens die vol teleurstelling zit of doodziek is zich tegelijkertijd innerlijk heel voelen. Het woord ‘kerngezond’, zou dat hiervan afkomstig zijn? Een mooi woord: in zijn kern gezond. Ook de teleurgestelde of de zieke kan kerngezond zijn.

“Eens zei ik ja”
“Geroepen”
Geroepen
om het te dragen,
afgezonderd
om het te beproeven,
uitverkoren
om het te ondergaan,
vrij
om het te weigeren
zag ik,
een ogenblik,
het zeil
in storm en zon,
eenzaam
op de top van de golf,
ver,
weg van het land.
Zag ik
een ogenblik.
Uit: Merkstenen, van Dag Hammarskj?ld( 1905-1961)

“Je neemt jezelf mee”
Een waarheid als een koe. Ze gaat op voor alles wat je meemaakt en doormaakt. Ben je ouder, partner of vriend, ben je op het werk of heb je feest. Ben je op reis, vier je vakantie of ben je gewoon thuis. Waar je ook mee bezig bent, je neemt jezelf mee, altijd. Dat ‘jezelf’ is het ‘bouwsel’ van opvoeding, van ervaringen en wat het ‘zelf’ heeft gedaan om zich uit te bouwen of te verrijken; dat kan het door zich – al of niet – ergens in te verdiepen of de rust te nemen de ingewikkeldheid van zichzelf en het leven te ervaren. Want het leven dat ‘het zelf ‘leidt is geen puzzel die het even kan oplossen. Gevoelens, denkbeelden en gedrag – van ‘het zelf’ en van de ander – hebben altijd zoveel betekenissen, vaak verschillende betekenissen ( of betekenislagen) tegelijk. Als dat ‘zelf’ nooit stil heeft gestaan – of stil heeft hoeven staan – bij de complexe gevoelens of gedrag van zichzelf, dan schrikt het zich rot wanneer die gevoelens zich melden. Velen gaan dan snel over naar het leven van alledag, men leidt zich af. Gevolg is dan dat het dus ook nooit raad zal weten met ingewikkelde gevoelens of gedrag van een ander. Die ander krijgt dan snel een etiket: “Hij stelt zich aan”. Of erger: “Hij is niet normaal, hij is gek”. Als iemand zich nooit verdiept heeft in zichzelf, zijn eigen ingewikkeldheid – en ook niet beseft dat hij op die ander lijkt – dan zal het niet meevallen om iemand anders aan te voelen, te begrijpen. De neiging om alles zwart – wit te maken, is dan extra groot. Het is goed of niet goed, het is normaal of abnormaal. Contact met iemand anders is: op die ander gericht zijn met al jouw eigen levenservaring, met al je gevoelens en angsten. Het eigen leven is de leerschool om de ander aan te voelen, te steunen. Vanuit eigen leven je voorstellen hoe het is om blij te zijn, of bedroefd, in de war of gelukkig.. Of om gezond te zijn, ziek, gehandicapt of terminaal.

“Het geknakte riet…”
Een van de redenen waarom dat ik blij ben dat ik in het westen geboren ben is, dat we hier nog altijd veel waarde hechten aan zorgvuldig omgaan met mensen die gekwetst zijn, lichamelijk of psychisch. Ik denk dat het te maken heeft met een van de basisregels die vanuit het christendom in deze cultuur zijn ingegroeid: we zouden het geknakte riet niet breken. Natuurlijk lukt dat nooit helemaal, maar er blijft een streven. Wij schrijven geknakte mensen niet zomaar af. Mensen die psychisch uit het evenwicht zijn, mensen die gehandicapt zijn, mensen met ernstige ziekten, dementerenden, mensen met geestelijke beperkingen, mensen die niet goed mee kunnen omdat ze de ingewikkeldheid van deze samenleving niet aankunnen, mensen die vluchteling zijn. Wij blijven het voelen als een morele plicht dat ieder die mens is, met respect benaderd moet worden, dat hij van waarde is alleen al om het feit dat hij een mens is. We vinden dat we er veel voor over mogen hebben om ook hen een menswaardig leven te laten leven. Ofschoon ook ik besef dat niet iedereen dat vindt en dat betaalbaarheid en economisch denken op dat gebied soms teveel nadruk krijgen op dit moment, toch vinden wij dat menswaardige bejegening eigenlijk zou moeten, het onze plicht is. Wij blijven – gelukkig – vinden dat het beter zou moeten. Ik word er soms wel kriegel van dat we fel protesteren als er op de lichamelijke gezondheidszorg bezuinigd wordt ( we kunnen nl. zelf ziek worden) maar dat er nauwelijks protest klink als gesneden wordt in het budget dat bestemd is voor de gekwetste mensen.
Desondanks blijf ik dankbaar dat ik in het westen geboren ben; omdat we hier – nog altijd – beseffen dat elk mensenleven telt en aandacht moet krijgen.

‘Helden’
Wij zijn Helden. Regelmatig worden mensen uit deze plaats zo genoemd. Zeker op momenten dat ze een grote prestatie geleverd hebben. Gelukkig zijn er vele helden. Weet u wie voor mij die naam zeker verdienen? Dat zijn de mensen die zich gehandicapt door het leven moeten vechten. Lichamelijk, psychisch, aangeboren of opgelopen, jong of oud, het doet niet ter zake. Deze mensen hebben een gevecht te leveren, vaak in stilte en in de anonimiteit; een eenzame, moedige strijd om overeind te blijven, niet bitter te worden, zichzelf niet als zielig te gaan beleven ( terwijl hun omgeving dat misschien wel doet) en volwaardig mee te doen. Veel van dit lijden is niet uit te bannen, het is voor hen een levenstaak om er mee om te gaan. Wat raakt is dat vitale mensen heel makkelijk neerbuigend over hen praten; hen soms zelfs betitelen als profiteurs. Ze krijgen over het algemeen weinig begrip van degenen die het beter getroffen hebben, laat staan respect. Ik vraag me af of zij vaak te horen krijgen – van vriend of vriendin, van ambtenaar of politicus – dat hij respect heeft voor hem of haar; ook al omdat een gehandicapte die veel harder zijn best moet doen om normaal te leven of mee te draaien in de samenleving. Of voor al die mensen die een handicap hebben en die het vaak moeten rooien met minder middelen of minder steun. Daarbij vaak afhankelijk zijn van de financiële steun van de overheid, waarbij ze bedolven worden onder keuringen, regels en voorschriften om voor die steun in aanmerking te komen. Het is begrijpelijk dat daarin wantrouwen ervaren wordt. Zij moeten telkens maar weer bewijzen dat zij voor die steun in aanmerking komen. Steun, in welke vorm dan ook, compenseert nooit het gemis aan een gezonde geest of lichaam. Net zoals de gezonde mens is ook de gehandicapte zelf verantwoordelijk voor een goed leven, ook al kost hem dat meer dan de gezonde. We kennen vele helden in Helden.

“Verlangen”
Wij mensen zijn verlangende wezens. Onze verlangens zijn onbegrensd. Ze kunnen betrekking hebben op een vakantiebestemming, een mooie auto, grootse prestaties of een mooi huis. Maar ook op liefde, een goede gezondheid; op een verdraagzame of rechtvaardige samenleving. Met al deze verlangens streven wij ernaar gelukkig te zijn. Wat is het dat wij blijven verlangen? Volgens mij zit ‘verlangen’ heel diep verankerd in elk levend wezen. Bij de mens uit het zich wanneer hij een gemis of tekort ervaart en daar niet tevreden mee is.
B.v. als de ouder meer beschikbaar zou willen zijn voor zijn kinderen; iemand meer om zijn partner zou willen geven; een beter beroepsbeoefenaar zou willen zijn of meer voldoening uit zijn werk of hobby zou willen halen.
Of er een afstand blijft tussen de genezing waar hij zo naar verlangde en de ernst van de aandoening.
Dagelijks, en op vele terreinen, ervaren wij dat er een kloof blijft tussen de situatie zoals die is en zoals we die graag zouden willen hebben, tussen de realiteit en het ideaal. Daar, op de snijpunt tussen hoe het is en hoe je het graag zou willen hebben, ontstaat ‘het verlangen’. ‘Verlangen’ – of het nu is naar materiële of immateriële zaken – zoals genezen en opnieuw volop aan het leven kunnen deelnemen: – maakt een hoop energie los; het maakt begerig naar het gestelde doel. Je voelt ook dat jezelf ten dele mee verantwoordelijk bent voor het resultaat; dat je eigen inzet nodig is om iets van dat verlangen te verwezenlijken.

“Wat we normaal vinden.”
Hoe lang geleden zou het zijn dat we ervan uit gingen dat mensen van verschillende geslacht die samenleefden, getrouwd waren? Het hoorde zo, het was gewoon. Hielden mensen zich niet aan die code, dan werd hen dat zwaar aangerekend. Ze gingen over de tong. Werd er een kind geboren voor of buiten het huwelijk – of veel minder dan negen maanden na het huwelijk – ook dan was de wereld te klein. Er werd schande over gesproken; soms een leven vol schaamte tot gevolg. Of: iedereen was lid van een ( katholieke ) kerk of van een religieus genootschap. Je daarvan afzijdig houden of je niet houden aan de plichten die daarbij hoorden, maakten het voor de betreffende mensen in het sociale leven niet gemakkelijk. Zo bleef b.v. het bespreekbaar maken van euthanasie lang moeilijk. Op dit moment kunnen we er gelukkig vaak humoristisch over praten en prijzen we ons gelukkig dat deze tijden achterhaald zijn. “Want”, zo wordt er dan gezegd “wat legden we een dwang op aan andere mensen. Wat de mensen toen ‘gewoon’ vonden en als normaal beschouwden, werd als een vanzelfsprekende eis aan anderen opgelegd. ”
Ineens vroeg ik me af: zijn we wel zo veranderd en breed denkend geworden? Zijn we respectvol en tolerant naar mensen met een andere godsdienst ( bv. islam), andere huidskleur of met een andere cultuur? Of zijn we naar hen toe nu eisend en dwingen we hen om onze vanzelfsprekendheden als ‘normaal ‘ te beschouwen? Of blijven we ‘stiekem’ heteroseksualiteit ‘normaal’ vinden? Want waar komt anders ineens – opnieuw – discriminatie van en geweld tegen homo’s en lesbiennes vandaan?

‘Grote woorden’
Wij zijn tolerant of betrokken. Het zijn grote woorden; en natuurlijk maken we dat in het dagelijkse leven maar zo nu en dan en maar gedeeltelijk waar. Immers we kennen al die gevoelens van angst, afkeer of aandacht voor eigen belang maar al te goed. Moeten we die grote woorden dan maar afschaffen? Ik vind van niet. Die grote woorden geven wel een richting aan waarnaar wij willen streven. Ik denk dat het goed is een ideaal te stellen dat hoger ligt dan we kunnen leven. Mits we maar blijven beseffen dat het een streefrichting is. Als iemand zichzelf oplegt of wijs maakt dat hij dat ideaal in zijn leven kan waar maken, dan forceert hij zichzelf, wordt onecht of verknipt. Zo is het ook met liefde. Beweren dat liefde onvoorwaardelijk moet zijn, in goede en kwade dagen etc.: wat een grote woorden, wat een krankzinnig moeilijke opgave. Maar: deze woorden kunnen helpen voorkomen dat we te zelfzuchtig worden en kunnen de richting vast houden die we ooit insloegen: ernaar streven ook de ander gelukkig te maken. Maar wat is dat moeilijk. Als liefde en geluk bestond uit regelmaat, herhaling, aanwezigheid en de routine van elke dag dan was het een fluitje van een cent. Dus die grote woorden zoals tolerant, verdraagzaam, respect, betrokken of liefde dan toch maar afschaffen? Het lukt ons immers toch niet ze waar te maken. Ik blijf zeggen: niet doen. We hebben die grote woorden, die een kostbare schat of verworvenheid in zich dragen, overgedragen gekregen. We moeten trouw blijven aan dat beeld dat we gemaakt hebben: dat beeld van onszelf, van de ander, van ons samen, een beeld dat onze mogelijkheden eigenlijk overstijgt. Maar waar we wel van zijn gaan houden als een werkelijkheid die we ook zijn, in elk geval in potentie. Dat beeld kan ons helpen ons te blijven richten op het – gedeeltelijk – waarmaken van de inhoud van die grote woorden.