OVER-LEVEN en ZIEK-ZIJN

OVER-LEVEN en ZIEK-ZIJN

In gesprek over kerstmis

 “Weet jij al wat je gaat eten met kerst?

Ik heb geen idee.

Zijn de kinderen dan niet bij je?

Nee, ik ben alleen dit jaar. Ze zijn in het buitenland.

Echt waar, oh dat is ook niet leuk. Vind je dat niet moeilijk?

Nee, niet echt. Soms kan ik me met dit soort dagen in m’n eentje juist heerlijk rustig voelen. Als ik al het gejakker om me heen zie, ben ik tevreden met hoe het is. Ze zijn me niet vergeten hoor. We zoeken op een later tijdstip een moment om samen te zijn.

OK, maar om je heen zie je toch allemaal mensen die gezellig samen zijn. Dat lijkt me lastig.

In de loop van de tijd ben ik eraan gewend geraakt om alleen te zijn. Ik realiseer me steeds meer dat het een groot goed is om het met jezelf te kunnen vinden. Als ik alleen ben en lekker voor mezelf gekookt heb, kan ik ervan genieten om de tafel gezellig te dekken, een kaarsje aan te steken, een bloemetje erbij en fijne muziek op de achtergrond. Dat voelt dan heel vredig en warm. Het gaat erom dat je ZELF kunt leven heb ik ervaren.

Ik geloof niet dat ik dat zou kunnen!

Och, soms weet je niet wat je wel of niet zou kunnen voordat je in de situatie bent waar je niets te kiezen hebt. Misschien komt er iemand op mijn weg die zich heel verloren voelt met deze dagen. Is het dan geen mooie kerstgedachte om die zomaar spontaan uit te nodigen? Dan heeft kerstmis echt betekenis gekregen.”

 JANNY TEEUWEN

OVER-LEVEN en ZIEK-ZIJN

Zelfgenezend vermogen aanboren

Iedereen die door ziekte niet kan werken en in loondienst is, komt een keer bij een bedrijfsarts. Wanneer je langere tijd niet kunt werken, kan dat een aanleiding zijn om je te bezinnen op je werk en je leven en op de keuzes die je tot dan toe hebt gemaakt. Hoe gaat een arts dan met de problemen van de werknemer om? Wordt er alleen maar naar de symptomen gekeken en is er het streven de werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen?

Het is een zegen als je een arts treft die naar je kijkt als méns.

Ik heb die ervaring mogen hebben en ben daar nog steeds dankbaar voor. Het heeft zelfs invloed gehad op mijn hele leven. We hadden veel gemeen. Ook ik houd niet van afstandelijke relaties, daar los je niets mee op. Het gaat om de nabijheid en in die nabijheid moet je zo professioneel zijn, dat je weet hoeveel afstand je moet houden. In die sfeer kan een mens gedijen en zichzelf vinden.

In een ontmoeting hoor ik vaak een schreeuw van de ziel om gevoel en verstand bij elkaar te krijgen. Als je leven ontspoort, is het lichaam meestal de boodschapper. Een mens kan lang en veel wegstoppen totdat het lijf zegt: “Nu is het genoeg geweest”. Dat lijkt het begin van alle ellende maar het is het begin van de oplossing. Vervolgens is het de kunst het zelfgenezend vermogen van mensen aan te boren en hen weer in hun eigen kracht te laten geloven, dat is mensen helpen.

JANNY TEEUWEN

OVER-LEVEN en ZIEK-ZIJN

Niet-erkend verdriet.

Verliezen doe je je hele leven door. De conclusie moet dus wel zijn: verliezen hoort bij het leven. Vanaf het verlies van de warmte van de baarmoeder tot aan het verlies van het eigen leven

Een schrijnende constatering is echter dat er verliezen zijn die maatschappelijk niet herkend of erkend worden. Daarmee worden vervolgens ook het verdriet en de rouw niet erkend. Er zijn “regels” geformuleerd voor wie, wanneer en hoe lang mensen mogen rouwen. Die regels zijn weer omgezet in arbeidsreglementen

Dit soort regels weerspiegelt dat de maatschappij formeel maar ook informeel bepaalt wie een wettig recht krijgt om te rouwen. Deze regels zijn volledig gericht op familierelaties en op sterven. Ze stemmen echter niet altijd overeen met hoe de band is die mensen met elkaar voelen, met de betekenis dat een verlies voor iemand heeft. Een goede vriend, een buur, een collega, noem maar op… kunnen een heel belangrijke rol spelen in iemands leven. De relaties die mensen onderling hebben, worden wel gezien maar het daaraan verbonden verdriet en de rouw worden -als de relatie niet op verwantschap is gebaseerd- vaak niet erkend

Erkenning geven aan verdriet betekent dat mensen verlichting kunnen ervaren. Wegduwen, verzwijgen en opkroppen lijken oppervlakkig wel even te werken. Echter, als verdriet niet kan worden erkend en geuit als emoties, vinden ze vaak andere schadelijke uitwegen in lichamelijke kwalen, in hardheid en bitterheid. En díe kunnen niet worden omschreven en vastgelegd in arbeidsreglementen.

JANNY TEEUWEN

www.levenronddedood.nl

OVER-LEVEN en ZIEK-ZIJN

Hoe is dat: doodgaan?

Onlangs stelde iemand de vraag: hoe is dat doodgaan? Een vraag waar je dan even stil van wordt. En het eerlijke antwoord is dan: ik weet het niet! Natuurlijk schiet die ander daar niet zo veel mee op maar ik weet het echt niet. Het zijn van die vragen waar je met de rug tegen de muur staat en je kunt filosoferen over ‘los moeten laten’, ‘je voelt het leven uit je weg trekken’, ‘dat het misschien wel met angst gepaard zal gaan of juist niet’, maar hoe het is en voelt weet je niet.

Het is belangrijk dat je aanwezig bent bij mensen in hun laatste uren en dagen. Dat ze het gevoel hebben niet alleen te zijn. Laatst was ik op een bijeenkomst rondom palliatieve zorg. Wat daar sterk naar voren kwam was dat we mee kunnen lopen, aanwezig kunnen zijn, onze warme en liefdevolle zorg kunnen geven maar die laatste stap, die zet de mens die stervende is uiteindelijk alleen. Je kunt meegaan tot aan de grens maar daar stopt het over die grens heen daar kunnen wij niet meegaan. Het is misschien juist DAT wat ons soms machteloos maakt en die ander die sterft zo eenzaam.

Hoe is dat doodgaan? Eens staan we alleen daarvoor maar hoe iemand anders of hoe ik dat beleef, doorleef en ervaren zal, dat weet je dan pas. Een grote vraag waarop ik het antwoord van die medemens die stervende was schuldig moest blijven. Ik kon alleen zeggen: vertrouw er op ik blijf bij je, ik zit naast je en misschien helpt dat, dat jij die stap over de grens van het leven heen ‘rustig’ kunt zetten. Voor de buitenwacht waarnemend en omringt door de naasten die zo dierbaar waren in het leven is deze medemens op een ‘rustige’ manier overleden.

Hub van den Bosch

OVER-LEVEN en ZIEK-ZIJN

Buiten gaat alles gewoon door

 

Als ik deze column schrijf is het Vastelaovensmoandag. Afgelopen dagen kreeg ik twee berichten van mensen die overleden waren. De nabestaanden in rouw gedompeld en buiten barstte het geweld van de vastelaovend los. Ik probeerde me in te leven hoe dat zou voelen. Overal plezier, lol, vrolijke muziek en zelf zit je in een situatie van verwerking van het verlies van een dierbare. Het herinnerde me aan een gedachte die aangeeft dat ‘toen jij stierf ging buiten het leven gewoon door. Het geluid, het lawaai en het kwam deze keer harder binnen dan normaal’.

Ja, het leven gaat door. De anderen weten niet wat er door je heen gaat als je een dierbare verliest. Natuurlijk ieder van ons zal het in haar of zijn leven verlies mee maken en je kunt je er iets bij voorstellen maar hoe die ander zich precies voelt, kun je alleen maar raden.

Een vreemde gewaarwording natuurlijk. Jij bent in rouw en de ander gaat helemaal uit zijn bol. Het leven in al zijn weerbarstigheid. Het laat weer eens zien hoe dicht vreugde en verdriet, leed en geluk bij elkaar liggen. Voor al diegenen die met deze dagen een dierbare verloren hebben wellicht een dubbel gevoel. Je weet het wel dat niet alles zoals bij jou dan tot stilstand kan komen maar toch ….

Buiten gaat alles gewoon door!

Hub van den Bosch

 

Achterblijvers

Achterblijvers; over wie heb ik het dan? Zijn dat baby’s die zielig onderaan de groeicurve van het consultatiebureau bungelen? Zijn dat de scholieren die moeite hebben met het niveau van de leerstof? Zijn het de wandelaars, hardlopers of fietsers die ergens achteraan sukkelen en de hete adem van de bezemwagen in de nek voelen? Zijn het de familieleden van vluchtelingen die in het thuisland (moeten) blijven? Of zijn het mensen die een dierbaar medemens moeten missen?

Duidelijk is dat we met achterblijvers heel verschillende groepen mensen kunnen bedoelen. En dat we allemaal wel eens tot de achterblijvers behoren, graag of niet. Als de buren gaan verhuizen, dan ben jij de achterblijver. Als de gasten van je verjaardagsfeestje naar huis gaan, dan ben jij de achterblijver. Als je partner voor een zakenreis een week naar het buitenland gaat, dan ben jij de achterblijver. Dit zijn zomaar enkele onschuldige voorbeelden. Het wordt echter een ander verhaal als je tot de categorie nabestaanden gaat behoren. Nabestaande, het klinkt neutraler dan achterblijver. In dat laatste woord klinkt iets door van eenzaamheid, van afgesneden zijn. Ik zie dan een beeld voor me van de vrouw die met haar kind op de arm op de kade de vissersboot uitzwaait die met aan haar man aan boord uitvaart naar de woelige zee. Ongewis en onzeker over wat komen gaat. Vandaar mijn pleidooi om het woord nabestaande te schrappen en te vervangen door achterblijver. Het beestje bij z’n naam noemen, dat kan met het oog op de dood en alles wat daarmee samenhangt, geen kwaad.

Of blijft U liever achter?

Ton Hopman

Achterblijvers

Achterblijvers; over wie heb ik het dan? Zijn dat baby’s die zielig onderaan de groeicurve van het consultatiebureau bungelen? Zijn dat de scholieren die moeite hebben met het niveau van de leerstof? Zijn het de wandelaars, hardlopers of fietsers die ergens achteraan sukkelen en de hete adem van de bezemwagen in de nek voelen? Zijn het de familieleden van vluchtelingen die in het thuisland (moeten) blijven? Of zijn het mensen die een dierbaar medemens moeten missen?

Duidelijk is dat we met achterblijvers heel verschillende groepen mensen kunnen bedoelen. En dat we allemaal wel eens tot de achterblijvers behoren, graag of niet. Als de buren gaan verhuizen, dan ben jij de achterblijver. Als de gasten van je verjaardagsfeestje naar huis gaan, dan ben jij de achterblijver. Als je partner voor een zakenreis een week naar het buitenland gaat, dan ben jij de achterblijver. Dit zijn zomaar enkele onschuldige voorbeelden. Het wordt echter een ander verhaal als je tot de categorie nabestaanden gaat behoren. Nabestaande, het klinkt neutraler dan achterblijver. In dat laatste woord klinkt iets door van eenzaamheid, van afgesneden zijn. Ik zie dan een beeld voor me van de vrouw die met haar kind op de arm op de kade de vissersboot uitzwaait die met aan haar man aan boord uitvaart naar de woelige zee. Ongewis en onzeker over wat komen gaat. Vandaar mijn pleidooi om het woord nabestaande te schrappen en te vervangen door achterblijver. Het beestje bij z’n naam noemen, dat kan met het oog op de dood en alles wat daarmee samenhangt, geen kwaad.

Of blijft U liever achter?

Ton Hopman

Belevingsgerichte zorg

Belevingsgerichte zorg

Tijdens een bijeenkomst over langdurige zorg werd een pleidooi gehouden om individuele verhalen te gebruiken als bron van inzicht en als basis voor een zorgbeleid. Vertellen vraagt om luisteren. Maar goed luisteren gaat niet vanzelf. Mensen horen wat ze willen horen en negeren vaak wat ze niet kunnen gebruiken. Vaak resoneren ongemerkt de eigen gedachten en overtuigingen mee. Luisteren is een kunst, een kunde die je kunt ontwikkelen. De grote variatie in mensen, in wat ze hebben (hun aandoening), wat ze willen (hun verlangens en behoeften) en hoe ze zijn (karakter en levenshouding) wordt in de wetenschap vaak teruggebracht tot een gemiddelde. Bij het stellen van een diagnose is dat ook het geval.

De benadering via de persoonlijke verhalen wordt belevingsgerichte zorg genoemd, waar men vooral bij ouderen, dementerenden en terminale zieken meer aandacht voor wil hebben. Dit soort informatie krijg je alleen door tijd te nemen en goed te luisteren naar wat mensen zelf te zeggen hebben. Vooral de verhalen van mantelzorgers zijn van belang. Het is voor hen vaak moeilijk te ervaren dat de vermogens van geliefden afnemen. De kunst is om die veranderingen toch te aanvaarden en zich te richten op wat wél mogelijk is. Dat zou het uitgangspunt moeten zijn.  Soms lijkt het erop dat alles gedaan moet worden om het geheugen en de activiteiten op te krikken, alsof je anders niet meer volwaardig bent.  Het is onzichtbaar werk met veel verdriet achter de voordeur maar gelukkig ook met een lach en een traan.

JANNY TEEUWEN