Achterblijvers

Achterblijvers; over wie heb ik het dan? Zijn dat baby’s die zielig onderaan de groeicurve van het consultatiebureau bungelen? Zijn dat de scholieren die moeite hebben met het niveau van de leerstof? Zijn het de wandelaars, hardlopers of fietsers die ergens achteraan sukkelen en de hete adem van de bezemwagen in de nek voelen? Zijn het de familieleden van vluchtelingen die in het thuisland (moeten) blijven? Of zijn het mensen die een dierbaar medemens moeten missen?

Duidelijk is dat we met achterblijvers heel verschillende groepen mensen kunnen bedoelen. En dat we allemaal wel eens tot de achterblijvers behoren, graag of niet. Als de buren gaan verhuizen, dan ben jij de achterblijver. Als de gasten van je verjaardagsfeestje naar huis gaan, dan ben jij de achterblijver. Als je partner voor een zakenreis een week naar het buitenland gaat, dan ben jij de achterblijver. Dit zijn zomaar enkele onschuldige voorbeelden. Het wordt echter een ander verhaal als je tot de categorie nabestaanden gaat behoren. Nabestaande, het klinkt neutraler dan achterblijver. In dat laatste woord klinkt iets door van eenzaamheid, van afgesneden zijn. Ik zie dan een beeld voor me van de vrouw die met haar kind op de arm op de kade de vissersboot uitzwaait die met aan haar man aan boord uitvaart naar de woelige zee. Ongewis en onzeker over wat komen gaat. Vandaar mijn pleidooi om het woord nabestaande te schrappen en te vervangen door achterblijver. Het beestje bij z’n naam noemen, dat kan met het oog op de dood en alles wat daarmee samenhangt, geen kwaad.

Of blijft U liever achter?

Ton Hopman