Schrijverscollectief – Spanningsvelden Janny Teeuwen

Wekelijks wordt op deze website (Actueel) een overdenking van Hub van de Bosch, Janny Teeuwen en Ton Hopman (het schrijverscollectief) geplaatst. Hieronder vindt u de overwegingen van Janny Teeuwen rond het thema Spanningsvelden.

Spanningsvelden (1)
De columns die hier geplaatst worden gaan over LEVEN en allerlei ervaringen en gebeurtenissen die je even of voor langere tijd doen stilstaan, die je bewust maken dat de dingen in het leven lang niet altijd vanzelfsprekend zijn. Die gebeurtenissen kunnen vreugdevol en verdrietig zijn; beide horen bij het leven of je wilt of niet. Maar ze hebben hoe dan ook een diepere betekenis dan wat we “op de automatische piloot” van alledag beleven.
Bij de Stichting Leven rond de dood hebben we in de contacten veelal te maken met verlieservaringen, waarbij we als medewerkers de hulpvrager in principe in de vertrouwde thuissituatie onvoorwaardelijk nabij willen zijn. Via velerlei invalshoeken, kennis en vaardigheden zijn we behulpzaan om het leven zoals het zich op dat moment voordoet, te blijven overzien en te hanteren. Ondersteuning om op een nieuwe manier tegen het leven aan te kijken en nieuwe perspectieven te openen. Verlies heeft vele gezichten, niet alleen door de dood maar ook door andere life-eventszoals ziekte, reorganisatie, echtscheiding en diefstal kunnen belangrijke zaken als zekerheid, hechting en veiligheid verloren gaan. Niet altijd wordt aan deze vele gezichten van verlies recht gedaan. De betrokkene zelf kan het verlies zelfs ontkennen. Maar ook de omgeving kan onvoldoende steun bieden. Dan ontstaat onverwerkt verlies. En daarvan zien we helaas vele trieste gevolgen. Over de spanningsvelden waarin mensen bekneld kunnen raken die in dergelijke situaties kunnen ontstaan in en tussen mensen wil ik het de komende weken hebben.

Spanningsvelden (2)
Ik en de ander.
Iedereen lijdt verlies. Eigenlijk is het hele leven een aaneenschakeling van gebeurtenissen die een reactie van ons vragen. Sterven is wel de ultieme verlieservaring en de vragen die zich daarbij voordoen betreffen het geheel van het ziekbed en uiteindelijk het gehele leven dat daaraan voorafgaat. Als betrokkenen is het een worsteling om in die chaos van onzekerheden orde te krijgen. Als hulpverlener is het de kunst de chaos te ontwarren en via de juiste vragen evenwicht en rust te creëren. Ik maak graag gebruik van de inzichten van Carlo Leget, universitair hoofddocent zorgethiek in Tilburg. Hij maakt mensen in zijn boekenRuimte om te sterven en Van levenskunst tot stervenskunst bewust van de mogelijkheden om met de vijf spanningsvelden rond verlies om te gaan. In het innerlijk van ieder mens zit onder meer het spanningsveld van ik en de ander. Aan de ene kant weten we zelf heel goed waar we voor staan en wat we willen en aan de andere kant is er de erkenning dat we van jongs af aan zijn verbonden met andere mensen waarvan we afhankelijk zijn. Autonomie, zelfbeschikking en afhankelijkheid lijken tegenstellingen maar horen tegelijkertijd bij elkaar. Soms hebben we echt een ander nodig om te weten te komen wat we zelf willen en waar we staan. Dat geldt voor de zieke, maar ook voor de naasten en de zorgverlener. Uiteindelijk is iedere mens een geheim dat we slechts kunnen benaderen, maar nooit volledig kunnen begrijpen. Het is dat geheim dat respect en nederigheid afdwingt. Hoe vaak horen we niet zeggen in geval van spanning:“Als ik jou was dan zou ik….” Maar‘ik’ ís niet ‘jou’, iedereen heeft zijn eigen belevingswereld! Uitersten moeten daarin vermeden worden: enerzijds het gegeven van de autonomie en zelfbeschikking en anderzijds een vorm van betutteling die ervan uitgaat dat zorgverleners en de omgeving vanuit hun eigen ervaring beter weten wat goed is voor een zieke dan hijzelf. Het is de moeite waard te oefenen in het stellen van de juiste vragen in plaats van het geven van (andermans) antwoorden. Hoop, kwetsbaarheid, aandacht en waardigheid zijn belangrijke thema’s die als uitgangspunt worden ingezet om ruimte te creëren ter ondersteuning van mensen met verlieservaringen.

Spanningsvelden (3)
Doen en laten.
De omgang met pijn en lijden is in onze tijd complexer geworden vanwege de toegenomen medisch-ethische mogelijkheden. Alles wat kan op het medisch-technisch vlak, lijkt ook te moeten want als je er geen gebruik van maakt, zul je daar misschien later spijt van krijgen. Waar er in de vorige eeuwen een spanning was tussen ongeduldig afbreken en geduldig ondergaan, hebben we nu de spanning tussen doen en laten. Zoals bij ik en de ander, zijn beide polen van belang. De ene pool is die van de controle, het beheersen, het in de hand nemen. De pool van het actieve leven, de initiatieven, de regie. De andere pool is die van het ‘laten gebeuren’, het toelaten, de ontvankelijkheid. Soms is het van belang om in te grijpen in processen van ziekte, soms is het beter om dat niet te doen en te proberen dat wat zich aandient in een (stervens)proces zo nauwkeurig mogelijk te volgen. In geval van angst en psychische druk is het de vraag of er niet gezocht moet worden naar ruimte om te praten over de aard van die angst. Alleen al het samen verkennen van onzekerheden en ‘kramp’, kan helpen ruimte en evenwicht te vinden. Het is steeds de kunst om te onderscheiden wat in dit geval wijs is te doen; de route van de automatische piloot voldoet in elk geval niet. Wat is het een verademing om in alle ruimte de verschillende mogelijkheden door te laten dringen, serieus te nemen en te begeleiden. Dat alles vraagt rust, aandacht en moed.

Spanningsvelden (4)
Vasthouden en loslaten
In ieder leven is er een spanning tussen enerzijds vasthouden en houvast zoeken en anderzijds het afscheid nemen en loslaten van mensen en dingen. Wat goed is, wat kracht geeft, wat inspireert, dat is belangrijk om vast te houden. Het kan mensen door moeilijke perioden heen helpen. Maar leven is ook bewegen, groeien, ontwikkelen en daar hoort afscheid nemen bij. Afscheid nemen van wat niet meer nodig is, wat belemmert, wat voorbij is. Als je broek of je trui te klein is geworden, gaat het klemmen en schuren: het zit je te dicht op je huid en irriteert. Wat heerlijk dat je dan iets nieuws kunt kopen wat je past. Het geeft letterlijk en figuurlijk ruimte als de kleding in een zak verdwijnt voor een goed doel. Levenspatronen, gebruiken, kunnen je ook niet meer ‘passen’.Verstandig is het dan om je patronen om te buigen, zodat ze je meer dienen om een goed leven te leven. Niets lijkt echter zo moeilijk als het doorbreken van (familie)patronen. De omgeving lijkt zich bij jouw veranderingen soms moeilijk te kunnen neerleggen. Ik en de ander en doen en laten zitten daar in de weg.‘We’ hebben het immers altijd zo ‘gedaan’! De krappe en ouderwetse broek is zichtbaar; iedereen zal instemmen met het wegdoen van de oude. Evengoed kan men je nieuwe kledingkeuze niet zo smaakvol vinden. Het zij zo… jij moet het dragen en jij voelt je er goed bij. In geval van het loslaten van het leven wordt het nog gecompliceerder. Het vraagt om een subtiele gevoeligheid voor de specifieke spanningsvelden. Als het gaat om loslaten van geliefden, dan lijkt het erop dat men elkaar eerst zal moeten vasthouden; soms zowel letterlijk als figuurlijk. Hoe heeft men met elkaar gecommuniceerd, hoe ‘lichamelijk’ is het contact geweest? Verkend moet worden hoeveel ruimte er bij betreffende personen is om in beweging te komen om door gesprek, bemoediging en ritueel elkaar ten langen leste vast te houden om vervolgens los te kunnen laten.

Spanningsvelden (5)
Vergeven en vergeten
Het spanningsveld van ‘vergeven en vergeten’ is het terrein van oud zeer, onverwerkte brokken en breuken. Ieder mens maakt fouten en hoe gaan we daar mee om? Ook bij ongeneeslijke ziekten vragen mensen zich soms af: had ik het anders moeten doen? Heb ik iets verkeerd gedaan? Er moet toch ergens een oorzaak zijn? Schuldgevoel en schuld hierbij zijn twee verschillende is mijn ervaring. De eerste is iets tussen ik en mezelf: ik voel me schuldig. Bij schuld ligt dat anders: wanneer je moedwillig iemand wat aandoet, ben je schuldig, ook al voel je dat zelf misschien niet zo. De ervaring leert dat schuldgevoelens een grote blokkade kunnen opwerpen om spanningsvelden goed op te lossen. Zeker als die gevoelens niet worden uitgesproken. Dit gaat zowel op bij leven als bij dood. Goed sterven is verzoend sterven: verzoend met jezelf en met de naasten. Echter… op het sterfbed zijn de kwesties soms groot en is de tijd kort en niets kan geforceerd of overhaast worden:vergeving is niet af te dwingen en hetzelfde geldt voor vergeten. Er is ruimte nodig om tot je te laten doordringen dat het leven misschien niet geworden is wat je ervan gehoopt had. Soms is die ruimte nodig om reële schuld tot je toe te laten en om te zetten in herstel. Soms is het nodig om vals, ongefundeerd schuldgevoel te ontmaskeren. Waar werkelijk sprake is van leed dat anderen is aangedaan, kunnen de laatste weken of dagen van een ziekbed van grote betekenis worden. Achterstallig onderhoud op het vlak van relaties kan ingehaald worden en pijn kan samen verwerkt worden. Dit kan achteraf voor nabestaanden een belangrijke basis worden voor het rouwproces. Want rouwen is ook: kanten van het leven onder ogen zien die je misschien liever wegstopte, zoals gemiste kansen, pijn, verdriet of onrecht. Niet alles is schuld. En wat schuld is, is niet altijd te vergeven. Soms is rouwen: leren leven met onafheid, oneerlijkheid, pijn. Hoe meer het je lukt om die pijn ‘een plaats te geven’, des te beter het zal lukken om de draad weer op te pakken.
Het is een ideaal om zaken uit te spreken. Maar we weten ook dat dat niet altijd mogelijk is. Mijn ervaring is dat een betrokken buitenstaander daarbij gemakkelijker de rol kan vervullen van ‘de bruggenbouwer’: tussen ik en de nader, tussen heden en verleden, tussen oorsprong en bestemming.

Spanningsvelden (6)
Geloven en weten
In het spanningsveld van geloven en weten gaat het om de vraag hoe iemand in de wereld staat. Houdt de wereld op bij wat je kunt zien en meten? Of is deze wereld ‘groter’? En waar baseer je dat dan op? Enerzijds is er de nuchtere invalshoek van ‘meten is weten’ waar geen plaats is voor fantasieën en illusies. Anderzijds is er een andere zekerheid; een die we niet kunnen meten maar wat een hogere autoriteit leert: geloof, kerk, heilige boeken… Zij die geloven dat er wel degelijk een hiernamaals is: ofwel omdat ze daar innerlijk van overtuigd zijn ofwel omdat hun dit wordt voorgehouden door een religieuze traditie waartoe zij behoren. In de middeleeuwen werd het zo gezien: wie niet van zijn geloof afviel tijdens de laatste zware beproevingen van het aardse leven, kon vast vertrouwen op een plaatsje in de hemel. De plaats van geloof en religie is in onze tijd van een andere orde. Religieuze vragen komen niet meer op de eerste plaats. Dat wil niet zeggen dat ze van minder invloed zijn is mijn ervaring. De vragen zijn alleen wat breder, ze betreffen het geheel van leven, het beslaat de totale levens-beschouwing. Dat heeft ook grote invloed op hoe de laatste levensfase doorgemaakt wordt. De (levens)vragen die gesteld worden kunnen zijn: ‘Is het helemaal afgelopen na de dood? Of is de dood slechts een deur tot een mooier en beter leven? Komen we weer terug op aarde? Of zijn we voer voor de plantjes?’ Op al dit soort vragen is niet zomaar een antwoord te geven, omdat dit de grenzen overstijgt van wat we met zekerheid kunnen kennen en weten. Carlo Leget, docent zorgethiek zegt hierover in zijn boek ‘Van levenskunst tot stervenskunst’: In het midden van al deze uitersten ligt de positie die misschien het beste vertrekpunt is van een hedendaagse stervenskunst: de erkenning dat we uiteindelijk niets weten over wat er na de dood is en dat we de grenzen van ons weten slechts open kunnen houden. En bij die spanning zullen we het moeten uithouden.

Spanningsvelden (7)
Innerlijke ruimte
Wat heeft “innerlijke ruimte” te maken met “spanningsvelden”? Alles! Het begrip is moeilijk in woorden te vangen. Ik doe er toch een poging toe. Het is beeldspraak voor een gemoedstoestand. Het woord ruimte geeft associaties met lucht, adem, open. Iedereen kent de ervaring van drukte en spanning die door een leuke grap of een flinke huilbui plaatsmaakt voor opluchting, ontspanning en innerlijke vrede. Het begrip innerlijke ruimte is verbonden met kwaliteiten als vrijheid, rust en welbevinden. In een dergelijke toestand kun je allerlei gedachten en emoties en nieuwe inzichten in jezelf ontdekken en toelaten. In (begeleidings)contacten met mensen is het vertrekpunt altijd: de beleving van mensen, hun levensverhaal van verbindingen en opgelopen littekens. Mensen hebben een innerlijk en dat vraagt om verzorging net als je huis of je tuin. Innerlijke ruimte raakt ook aan het begrip ziel. Als mensen totaal in de greep zijn van angst, boosheid, onmacht is er nauwelijks ruimte voor andere gevoelens of belevingen van een situatie. Het belemmert het blikveld zo, dat het lijkt of je door een tunnel kijkt en dat je de wereld buiten die tunnel haast niet meer voor de geest kunt halen. Zolang iemand in de greep van iets is, wordt hij of zij daar als het ware door vastgehouden. Als hulpverlener en betrokken buitenstaander betekent dat, dat je in alle rust, zonder (voor)oordeel en in alle openheid aanwezig dient te zijn, kortom dat een veilige toestand wordt gecreëerd. Alleen vanuit die toestand van innerlijke vrijheid kan rustig getoetst worden welke emoties en belevingen een rol spelen. Dat is een “spannende” zoektocht en mijn ervaring is dat daar ín en tussen mensen “wondertjes kunnen gebeuren”. Dat betekent dat via een open, uitnodigende communicatie een begin gemaakt kan worden met het blootleggen en oplossen van de spanningsvelden, waardoor mensen weer in verbinding met zichzelf en hun omgeving kunnen geraken. En is dat niet waar iedere mens ten diepste naar op zoek is?

Speurneus
Meestal ontmoet ik in mijn werk mensen die in een leefsituatie vol spanning en onmacht zijn beland door ernstige ziekte of verlieservaringen. Als mij gevraagd wordt wat voor werk ik nou eigenlijk doe, is dat niet zo eenvoudig uit te leggen. Wat is dat: levensbeschouwelijke psycho-sociale zorg? In elk geval wordt er geen behandelplan opgesteld. Soms voel ik me in dit werk een speurneus: het gaat erom dat de spanning en de daaraan verbonden vragen opgespoord, erkend en vervolgens verzorgd worden. Bijvoorbeeld: Wie ben ik nou eigenlijk? Wie ben ik nog als ik zo afhankelijk ben? Voel ik me werkelijk gezien en begrepen? Zal dat gemis nou nooit overgaan? Het zijn zo maar enkele vragen over hoe het leven op dat moment gevoeld wordt. Ze gaan over eindigheid en beperktheid. Oervragen soms, zo oud als de mensheid. Het antwoord geef je ook niet alleen met je hoofd, maar als héle mens. Dat wil zeggen vanuit je gevoel, met je wil, verlangen en verstand. Het zijn vragen en visies die zowel te maken hebben met de binnenkant als met de buitenkant. Om in alle rust en betrokkenheid die vragen tot bewustzijn en naar buiten te brengen is een specifieke houding van luisteren en reflecteren nodig. Mensen kunnen soms gevangen zitten in een tredmolen van terugkerende vragen en gedachten. Het gaat erom zoekend en aftastend bezig te zijn met de vragen in al die onrust en onmacht. Vaak worden er beetje bij beetje voorlopige antwoorden gevonden, zodat de pijnigende vragen de ruimte krijgen, kunnen worden losgelaten en het gebroken perspectief “ge-heeld” kan worden.

Speurneus in actie
Zo maar een voorbeeld van vragen die ik tegenkom in de praktijk van de levensbeschouwelijke psycho-sociale zorg van alledag. Soms moeten de vragen “tevoorschijn worden geluisterd”, door uitingen van wanhoop, woede, verbittering of apathie heen.
De moeder van een nakomertje kwam met een hulpvraag, haar zoontje bleek doof geboren. Telkens bonsde de pijnigende (levens)vraag door haar hoofd: “Waarom krijgen wíj nou een doof kind?” Ze had nauwelijks nog oog voor de andere kinderen. Haar vraag werd gesteld vanuit sociaal perspectief: “Hoe zal het zijn als hij naar een speciale school moet of als hij wordt afgewezen vanwege zijn handicap?” Vanuit psychisch perspectief: “ Zal ik wel sterk genoeg zijn om deze tegenslag te hanteren?” En vanuit religieus perspectief: “Waaraan heb ik dit verdiend? Als er dan een God is, hoe kan Hij me dat dan aandoen, wat heb ik verkeerd gedaan?” Vragen die vochten om voorrang en een innerlijke chaos en onrust teweeg brachten. Toen zag ze een programma over dubbelgehandicapte kinderen, blind en doof. Eerst dacht ze: “Die ouders hebben ook niet om zo’n kind gevraagd”. Daarna sloeg er een golf van dankbaarheid door haar heen: “Mijn kind kan gelukkig wél zien”. Al zoekend en afwegend gaf het haar voldoende ruimte en houvast om haar blik weer te verbreden en uit de tredmolen van de spanning te stappen. Dit voorbeeld wil niet zeggen dat de vragen nooit meer zullen terugkeren. Het kenmerk van een levensvraag is namelijk dat er niet een eens-en-voorgoed antwoord is.