Stef Kessels – Leven

Stef Kessels is sinds 1995 is Kessels werkzaam als medewerker van de stichting ‘Leven rond de dood’. Hij houdt hij zich bezig met stervensbegeleiding en levensbeschouwelijke psychosociale zorg, in Helden en Meijel. Hij is ook beleidsmatig bij de stichting betrokken. Hieronder vindt u zijn overweging bij het thema Leven.

Op weg (1)
Op weg naar Santiago de Compostella. Vallen en opstaan,, vechten tegen blessures, vermoeidheid en moedeloosheid; genieten van de natuur, van ontwapenend open ontmoetingen met medereizigers. Verdragen van hitte, kou en eenzaamheid; door omstandigheden medetochtgenoten kwijtraken; afscheid nemen en weer alleen verder gaan. Al lopende of fietsend ontdekken wat je moet doen; maar ook ervarend dat dit voortgaan de zin en het doel van al die inspanningen helder doet worden. Met als enige motivatie: ik wil deze tocht tot een goed einde brengen.
Toen ik deze ervaringen hoorde, werd mij opnieuw duidelijk waarom dit beeld van “op weg” zijn al eeuwenlang gebruikt wordt als een beeld voor het menselijk leven. In het leven is het al niet anders dan in het op zo’n tocht of bedevaart: het op weg zijn: vallen en opstaan, genieten en je koesteren, hitte en dorst, kou en eenzaamheid verdragend, reisgenoten die je ontmoet en kwijtraakt etc. Maar ook op het diepere niveau: in het op weg zijn, in het voortgaan, soms met kronkels en vergissingen, zoekt en vindt de mens de reden en het doel van het onderweg zijn, van het leven. Ervaringen, in het voortgaand leven opgedaan, helpen de tocht met meer vertrouwen voort te zetten; maar doet de mens ook raken aan de diepere lagen van zijn bewustzijn. Hij ervaart zich als wezenlijk op weg; zonder de zekerheid van een blijvende woning of een definitief ” thuis-zijn ” hier. Hij ervaart dat hij altijd verder moet, niet kan blijven staan. Als hij mens wil worden, moet hij verder lopen, tot zijn tocht in volbracht.

Op weg (2)
De weg die we gaan leidt telkens door een ander landschap; wij zelf hebben in de loop van het leven geleerd in opvattingen en gebruiken ons enigszins af te stemmen op die veranderende omgeving. Toch is de verleiding groot, zeker als het spannend wordt, om alles wat we meemaken te plaatsen in wat ooit ons vroegere en vertrouwde landschap was; en terug te vallen op wat we meekregen als voor ons waardevol: een gemeenschap of buurt waar mensen ongeveer hetzelfde leefden en dachten; of op gebruiken die we kost wat kost willen handhaven; of op opvattingen over samenleven of geloven en die dan als onveranderlijk te zien. Tegelijk beseffen we meestal dat ons vroegere leven niet te reproduceren is: ideeën die we over onszelf hebben, tradities waar we aangehecht zijn, de cultuur en de wetten: ze zijn aan het veranderen en zullen verder veranderen; omdat wij zelf en onze omgeving ( het landschap waarin we lopen) anders wordt: we krijgen andere buren; die leven anders; hebben andere opvattingen, doen werk waar wij misschien niets van begrijpen. We krijgen veel informatie vanuit de hele wereld. Er vestigen zich immigranten tussen ons, met andere levensgewoonten en andere religies. Teruggrijpen en verlangen naar het verleden is proberen zoveel mogelijk zekerheden veilig te stellen; wetten, gebruiken, gewoonten waren daarin bedoeld als een steun. Ze verminderden de angst voor zoveel wat je kan overkomen. Je zou er erg graag aan vast houden maar voelt dat het niet mogelijk is. Het bestaan waar zoveel verandert en in ontwikkeling is dat maakt bang en ongerust; of gespannen.

Op weg (3)
Misschien is het beeld van de mens op weg naar b.v. Santiago de Compostella ook een bruikbaar beeld om met de onzekerheden en de angst van het bestaan om te gaan (waar ik het verleden week hier over had). Die tocht, dat op weg zijn, het leven, voltrekt zich altijd met anderen; met mede “weggenoten”. Bij een blessure, wanneer je ” erdoorheen zit”, je angstig bent bij gevaarlijke stukken: als reiziger ben je, ook al reis je alleen, totaal afhankelijk en overgeleverd aan anderen; onbekenden die je nog nooit gezien hebt; mensen uit een ander land die dezelfde weg lopen, met hetzelfde doel, maar wel op een totaal andere wijze. Maar mensen die de angst zover overwonnen hebben dat ze de uitdaging aangingen en zich op die onbekende weg begeven hebben. Er ontstaan dan( luister naar de reizigers) fantastische ontmoetingen; er wordt in allerlei talen contact gezocht met elkaar; wetenswaardigheden worden uitgewisseld; er hebben zeer diep ingrijpende gesprekken plaats; er worden visies en intimiteiten uitgewisseld; er is gezelligheid, steun en gezelschap. Dat allemaal met tot dan toe onbekende mensen. Mét alle verschillen in cultuur, opvattingen of leefwijze. Er ontstaat een andere wijze van “samen-leven” dan waar we zo verknocht aan zijn; niet uitgaande van dezelfde opvattingen of tradities; niet gebaseerd op dezelfde buurt of land, etniciteit of godsdienst. Maar wel doortrokken van een oorspronkelijke wijze van omgaan met elkaar: beseffend dat je op elkaar bent aangewezen, wetend dat je het zonder elkaar niet rooit, beseffend dat niemand weet hoe die weg precies gelopen moet worden; met elkaar delend de spanning, de angst en het verlangen om het einddoel te halen.

Rust
Een zieke.
“Het is moeilijk te zeggen; ik geloof mezelf soms niet als ik het zeg. Maar de ziekte heeft mij al veel opgeleverd. Er is zoveel rust in mijn leven gekomen. Er hoeft eigenlijk niets meer. Het heilige moeten is weg gevallen. Ik kan genieten van de stilte, van rust in mezelf. Ik kan uren naar de vogels kijken in de tuin; ik zie het wondere licht van de zon, de donkerte en kilte van de regen. Ik kijk heel anders naar de wereld rondom me. Ik merk dat ik meer ruik; het lijkt wel of mijn zintuigen beter functioneren. Heel veel muziek maakt een vredig beleven in mij wakker. Het lijkt alsof ik meer vanuit een diepte in mij leef. Omdat ik de eindigheid van het leven voel, wordt de geheimzinnigheid, het wonder van alles meer voelbaar, kan ik het meer beleven. Ik heb tijd; ben blij met bezoek; kan met een open mind naar anderen luisteren. Heb weer meer belangstelling voor doelen die buiten mijn eigen persoonlijk belang liggen Ik kan me verdiepen is een artikel of boek. Nu realiseer ik me hoe ik gevangen zat in haast en ongeduld. De ander was een obstakel, liep in de weg of hinderde vaak om mijn programma af te werken. Wat was mijn leven vol gestouwd met ” moeten”. Het valt blijkbaar anderen op. Ik hoor hoe mijn rust aanstekelijk op hen werkt; ze komen graag op bezoek. Mijn partner vindt mij liever. Het is net alsof er meer plaats komt voor de mensen die mij na staan, mensen die mij voeden en die ik kan voeden. Soms word ik kwaad op mezelf; dat ik eerst ernstig ziek heb moeten worden om dit te ontdekken. Ik heb veel genot gemist, door het hijgerig vullen van het leven met al dat “moeten.”

Dingen gebeuren (1)
Dingen gebeuren. Mensen sterven tijdens de behandeling in een ziekenhuis? De eerste reactie lijkt te zijn: wie is er schuld? Iemand verongelukt in het verkeer. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De eerste reactie van velen: wie is er schuld? Als er iets fout gaat: als ziekte of het samenspel van mensen in het verkeer ons op de grens zet van hetgeen mensen denken in de hand te hebben, reageren we makkelijk eenzijdig met: ” dit kan toch niet; wie is er schuld?” Eventueel met in het achterhoofd: een juridische procedure. Altijd al hebben mensen de neiging gehad een oorzaak aan te willen wijzen voor ziekte, ongeluk of een plotselinge dood. In vroegere tijden schreven wij mensen veel onheil toe aan buitenaardse machten: de duivel of het kwade. Nu we beseffen dat we veel in eigen hand hebben en kunnen beïnvloeden ( overal bestaan uitgebreide veiligheidsvoorschriften) lijken we het niet te verdragen wanneer iets fout gaat, een ongeluk gebeurt, een zieke tijdens de behandeling sterft We houden het blijkbaar niet meer uit bij het feit dat dingen zomaar kunnen gebeuren; dat veel van wat ons overkomt niet in de hand te hebben is, ons menselijke lot is waar we geen verweer tegen hebben. Er bestaat vaak niet meer dan het te moeten ondergaan, er klaar mee proberen te komen, en in onmacht toe te moeten zien, omdat de realiteit is dat we veel niet in onze macht hebben. Als we het daar al over kunnen hebben, met anderen onze onmacht en gemis kunnen delen geeft dat in de meeste omstandigheden gelukkig veel steun. Wellicht meer steun dan eindeloos praten over wat hij of zij had moeten doen of eindeloos blijven zoeken naar de schuldige. Dingen gebeuren.

Dingen gebeuren (2)
Veel van wat je wilde vermijden gebeurt toch: ziekte, tegenslag, ongeluk. Dan overvalt je het rauwe leven; de werkelijkheid is anders dan je dacht. Je gaat een lange, moeizame en vaak pijnlijke weg: je vecht, je wilt je er niet onder laten krijgen, je vraagt je duizend maal of je iets anders had moeten doen; zou het dan anders gegaan zijn? Langzaam breek het besef door: ik was onmachtig. Ik heb mijn best gedaan; ik kon dit niet voorzien of voorkomen. Het is gebeurd, een ongelukkige samenloop van omstandigheden; ik moet mij erbij neer gaan leggen. Dit onder ogen zien is al een opgave. Want je moet toegeven dat je minder in de hand hebt dan je dacht; je moet ervaren dat veel je ontglipt. Dat je ook maar een mens bent, die misschien een steek liet vallen. Iets wat iedereen kan gebeuren. Misschien dacht je voordien dat het jou niet zou kunnen overkomen. In zo’n omstandigheden dringt pijnlijk tot je door dat je anderen nodig hebt om weer op de been te komen. Je moet gaan vertrouwen op iets anders dan je enkele ik; je moet vertrouwen op steun van anderen. Zo’n vertrouwen moet groeien, zeker omdat we mensen opvoeden met: vertrouw op eigen kracht, regel alles zelf, verzeker je en alles komt goed….Er gebeuren akelige dingen in ieders leven. Het is een klus waar je iets mee moet, hoe moeilijk dat ook is. Als het je lukt de schuld niet naar de ander toe te schuiven en het als jouw taak te zien het in jouw leven mee te nemen, dan ontstaat er vaak ook weer een kracht; een soort geloof in het leven. Het is je toevertrouwen aan datgene wat het leven bij jou op het pad legt. Die houding zie je vaak toenemen bij het stijgen van de leeftijd.

Nemen zoals het komt
Daar zijn we niet sterk in. De illusie alles in de hand te hebben bepaalt voor een groot deel ons denken, beleven en handelen. Maar wat zou het fijn zijn wanneer we veel minder bezig zouden zijn met sturen, in de hand hebben, een z.g. garantie voor zekerheid. Want dan gebeuren dingen zonder dat je ze plande; ze overkomen je, als bij verrassing. Het kan ook heel bevrijdend zijn om de illusie op te geven dat we veel of alles weten. Door al dat ‘menen te weten’, door al dat ‘sturen’ lopen we met zijn allen in de val van : sturen en als dat niet lukt, ons mislukt voelen, falen, elkaar verwijten maken. Maar daarmee drukken we weg dat we in ons hart eigenlijk heel onzeker zijn. Van onzeker zijn, durven zoekend te zijn, daar worden mensen mooie, wijze mensen van. Gewoon, benaderbaar, nederig en open. In staat tot open communicatie. In staat tot samen zijn en om samen tot oplossingen te komen. Of in staat te aanvaarden en te nemen zoals het komt. Steunend op een diepe overtuiging dat met name in de meest moeilijke omstandigheden de mens zijn waardigheid moet behouden; dat goed zijn en gericht zijn op de ander – juist in zo’n omstandigheden – hooggehouden moeten worden. Dat bij “nemen zoals het komt” niet opgegeven mag worden wat belangrijk gevonden wordt zoals liefde, betrokkenheid en opgewektheid, ook al kost dat moeite. Omdat anders het leven zelf opgegeven zou worden, omdat er anders geen leven – geen menswaardig leven – meer overblijft, voor jezelf niet en niet voor de ander. Onzeker zijn, ‘weten’ van niet weten, wat zou dat aangenaam zijn.

Ik word horendol
“Je weet dat het niet meevalt om met dit verlies te leven. Ik begrijp dat niemand het daar makkelijk mee zal hebben; dus ik wil me niet als uitzondering of als zielig neerzetten. Mensen menen het goed; de meeste gaan me niet uit de weg. Dat vind ik zeer aangenaam. Want ze zouden me ook straal voorbij kunnen lopen; een ander kant uit kijken, uit onverschilligheid of omdat ze met de situatie geen raad weten. Vaak mis ik heel erg dat mensen zich echt proberen in te leven in mijn situatie. Er worden dan algemeenheden gezegd; je kent dat wel: “je moet de moed niet laten zakken”, “kop op” of ” je moet proberen te blijven lachten.” Goed bedoeld, daar twijfel ik niet aan, gelukkig. Vaak wordt zoiets al gezegd voordat mij gevraagd is hoe het gaat; of ik het wel aankan of de pijn kan verdragen. Bij mij slaan die uitdrukkingen niet aan. Soms zou ik willen zeggen: ” Ik word hier horendol van” Maar dat klinkt ondankbaar en dat wil ik niet zijn. Eigenlijk wil ik vragen: ” Doe een poging je in mijn situatie in te leven. Neem daar maar rustig de tijd voor of vraag me hoe het is om met zo’n tegenslag te leven. Dan kan ik daar misschien enkele woorden voor vinden. En kan ik voelen dat je met me meeleeft en mij vanuit je binnenste wilt steunen. Ik zou willen vragen: Leef je eerst in, voordat je iets zegt. En ook al zeg je niets, dan is het nog goed. Als ik maar je compassie voel.”

Tijd
Tijd -het is vreemd, het is vreemd mooi ook
nooit te zullen weten wat het is

en toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder
dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven

zoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt
naar iets in zichzelf, iets ziet daar
wat het meekreeg

zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten
van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat
een verte voorbij onze ogen

het is vreemd maar ook vreemd mooi te bedenken
dat ooit niemand meer zal weten
dat we hebben geleefd

te bedenken hoe we nu leven, hoe hier
maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder
de echo’s van de onbekende diepten in ons hoofd

niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik
buiten onze gedachten is geen tijd

we stonden deze zomer op de rand van het dal
om ons heen alleen wind.

Rutger Kopland

“Doortocht”
Een gedicht van Margreet Spoelstra; een mooie beeldbeschrijving van elk mensenleven, waar getrokken moet worden door water en woestijn.

Gegaan
de weg door het water
gekomen
waar geen weg nog is
waar enkel zand en leegte is
woestijn

gegaan
de weg naar vrijheid
gekomen
waar de ruimte is
waar ruimte angstaanjagend is
woestijn

gegaan
de weg naar morgen
gekomen
waar oase is
waar licht, muziek en water is
een bron

gegaan
de weg naar toekomst
gekomen
waar wij samen zijn
waar bronnen stromend water zijn
waar bronnen stromend water zijn
en weer gegaan

( naar exodus 15, 27)

“Levenskunst”
Op mijn opmerking: “ Jij maakt op mij een tevreden indruk”, begon hij over zichzelf te vertellen. Over wat hij had meegemaakt en hoe hij daarin zijn weg gevonden had. Wat mij opviel was dat zijn verhaal steeds minder ging over wat hij had meegemaakt, en zich steeds verder toespitste op de mensen die hij in zijn leven had toegelaten en met wie hij een band was aangegaan. Op een gegeven moment zei hij:” De kunst is om uit de mensen die je in het leven tegenkomt gelijkgezinden te herkennen. Dat heb ik moeten leren. Het helpt om persoonlijke tegenslagen aan te kunnen en bij alle ellende die dagelijks op ons afstormt, te beseffen dat er heel veel mensen zijn die goedwillend zijn; betrokkenheid of liefde in zich dragen; mensen op wie je kunt rekenen; die nadenken over wat er allemaal gebeurt en iets van hun leven willen maken. Mensen die kritiek hebben op iedereen of die hun ongeluk koesteren, heb ik leren loslaten. Ik laat hun in hun negativiteit. Mijn leven mag er niet door geïnfecteerd worden. “ Op mijn verbaasde blik reageerde hij met:” Ik heb me lang schuldig gevoeld; ik had het gevoel dat ik mensen in de steek liet. Langzamerhand heb ik geleerd dat je je eigen leven in eigen hand kunt en mag nemen. Dat je van jezelf kunt houden; en die mensen in je leven wil toelaten die de kunst verstaan om liefde te geven en te ontvangen. Dat maakt gelukkig.”

Intimiteit
Iedereen heeft wel een idee over de betekenis van intimiteit. Het wordt voor heel verschillende ervaringen gebruikt. Het is geen eenvoudige woord, zelfs niet met behulp van het woordenboek.
Heb je het dan over in de ogen kijken, aanraken, kussen, kietelen, knuffelen, een hand geven of aan de ander laten zien dat je hart sneller klopt? Vast staat dat intimiteit veel verschijningsvormen heeft, veel voorwaarden kent en dat het verwijst naar een handeling. Een handeling die uiting is van een beleving van contact; en tegelijk dat contact bevordert of intensiveert. Intimiteit heeft te maken met vertrouwelijkheid, innigheid, verbondenheid en lichamelijkheid. En er moet sprake zijn van een relatie tussen die personen.
Bij intimiteit hoort het vermogen om naar elkaar toe te groeien en daar beiden op gericht te zijn; elkaar wakker te houden en te investeren in persoonlijke groei met het accepteren van wederzijdse afhankelijkheid. Wat een mond vol! Wat een zware woorden en begrippen; zouden die wel ooit allemaal tussen mensen realiteit worden? Daarbij besef ik ook nog dat elke opsomming het begrip intimiteit tekort doet. In het concrete leven krijgt het heel verschillende invullingen. Samen toekomstplannen maken; kinderen krijgen en opvoeden; investeren in de relatie om die levend te houden; bij crises beiden inzet plegen om eruit te komen; het is ook samen klussen en moeilijke zaken oplossen; klaar staan voor elkaar, voor anderen.
Maar ook: samen zwijgen, machteloos staan bij ziekte of overlijden; bij de dementerende vader of moeder; de hand vasthouden van iemand die daar behoefte aan heeft, bij ernstige pijn of bij het sterven.
Intimiteit is de moed om de ander te raken en de bereidheid zelf geraakt te worden. Een intieme relatie is per definitie voedend en constructief. Er is ook ruimte voor elkaars minder makkelijke kanten, zo zegt van Dale.

‘Groter plan’
Om een of andere reden verlangen we ernaar dat het leven goed en waardig afgesloten wordt; en dat het als een goed en samenhangend geheel gezien kan worden. Dat verlangen wordt het meest zichtbaar in de fase dat iemand ernstig ziek wordt, dementerend of in de terminale fase komt. Misschien dat de omgeving daar nog meer naar verlangt dan de stervende. Maar is het leven waardeloos geworden als de laatste fase of het einde slecht is? Ik hoop van niet. Want van vele levens is het einde niet zo best. De dalende levenslijn eindigt uiteindelijk in een ziekenhuis of met pijnstillende of rustgevende middelen. Wij hebben de – eigenaardige – neiging om het einde van dingen zwaarder te laten wegen dan alles wat eraan vooraf ging. Een slecht einde van een boek of film kan het geheel verpesten; als het toetje niet lekker is, zakt de waardering voor de hele maaltijd. Hoe zit dit met het leven? Is dat zoals bij het boek? Het plot van het verhaal geeft de tekst zin, geeft er samenhang aan. De woorden stonden er niet voor niets en droegen bij aan het grotere geheel. Het lezen was geen weggegooide tijd. Stel dat het leven die samenhang niet heeft. Dat het een aaneenschakeling is van loshangende passages, eindigend in gebrekkig leven en sterven. Of dat die loshangende passages niet passen in een groter plan? Dan is het leven toch niet waardeloos; dan zijn die fases – ook de laatste fase -toch de moeite waard geleefd te worden? Ook al is dat einde minder florissant of is de samenhang niet helemaal helder, ook dan is het de moeite waard het leven te leven met de zaken die aangenaam zijn, zoals een contact of de dagelijkse bezigheid.

‘Geluk van alledag’ (1)
Wat is leven anders dan oefenen in geluk. Geef een moeder de keuze om als enige te eten of te verhongeren met haar kinderen en ze kiest voor dat laatste. We delen liever de dood dan dat wij het leven voor onszelf houden. Daar kan geen modieuze egoïst iets aan verhelpen. Geven en delen zit nu eenmaal diep in onze aard. Alle grote leermeesters die het menselijke geslacht gekend heeft, hebben gepleit voor vormen van geven en delen. Tussen alle verschillen in hun boodschappen klinkt de oproep om je niet aan materieel bezit te hechten opmerkelijk eensgezind. Ze praten over: loslaten, geven, delen, onthechten, over vormen van jezelf iets ontzeggen. In al die woorden, activiteiten zit dezelfde beweging: iets niet voor jezelf houden maar jezelf trainen om in staat te zijn tot delen; een oefening die ascese genoemd wordt. Die beweging is een onmisbaar ingrediënt van wat wij geluk noemen.
Wanneer je de zin van het leven uitsluitend wilt verbinden met het zelf, dat alleen maar op zichzelf gericht is, dan is het leven inderdaad zinloos. Want leven zelf vergaat, hoe naarstig het ook streeft naar zelfbehoud. Dat zelf heeft louter betekenis als het zich verbindt aan het andere, de andere, al of niet met een hoofdletter.

‘Geluk van alledag’ (2)
Verleden week werd hier gezegd dat geven, je niet vastklampen aan materie, en bereid zijn tot delen, wezenlijke ingrediënten zijn tot het ‘geluk van alledag’. En dat alle grote leermeesters die de mensheid gekend heeft ( van boeddha tot Jezus) daarin eensgezind zijn. Daar hoort een aanvulling bij, nl. dat een wezenlijk inzicht daarbij is dat wij niet heel zijn, dat we onaf zijn, onvolmaakt of hoe je het ook wilt noemen. Dat verhindert dat we zonder de ander kunnen. Wij hebben elkaar nodig om te leven, om te overleven. We vullen elkaar aan, voeden elkaar, zowel naar lichaam als naar geest. Ik zou niet bestaan als er geen ander was, want het ‘ík’ bestaat niet voordat het uit het andere geboren is. Ik ben dus afhankelijk van de ander. Dat zien we het duidelijkst wanneer we net de schoot verlaten en vlak voordat we het graf in gaan. In beide gevallen liggen we volkomen hulpeloos onder de lakens te wachten tot wij gevoerd worden en een schone luier krijgen. Maar ook in de tussentijd, als ons‘zelf’ een zekere onafhankelijkheid heeft bewerkstelligd, hebben wij anderen nodig om te leven, te groeien, te denken, te doen en te laten. Mensen die ons op weg helpen of met ons mee op weg gaan, mensen die ons pad kruisen of een korte tijd meelopen.

‘Welk Cijfer?’
Ik stelde die vraag aan iemand die wist dat hij het niet lang meer zou maken en dat gegeven onder ogen kon zien. “Je leven overziende, welk cijfer zou jij het geven op een schaal van 10”. Ik schrok van de vraag die ik stelde; in vele andere situaties was die wel op zijn plaats. Maar hier…, nu..? Was het wel gepast? Mijn angst werd direct weg gevaagd door het antwoord. “ Wel toevallig,; weet je dat ik zo ook gekeken heb naar mijn leven.. Bij alles wat me de laatste tijd is overkomen, waar ik me hevig tegen heb verzet, het onrechtvaardig vond, ben ik de laatste tijd veel positiever terug gaan kijken. Blijft dat het veel pijn doet; tegelijk besef ik: hier heb ik me bij neer te leggen Je zult het niet geloven, maar ik scoor heel hoog. Een negen of een tien. Ik ben zonder oorlog opgegroeid, die oorlog die zo’n stempel op het leven van mijn ouders heeft gedrukt. Ik leef in een rijk land; in een land waar aan medische voorzieningen alles uit de kast gehaald kon worden; ik denk dat ik daardoor misschien wel 7 jaar aan mijn leven heb kunnen toevoegen. Zeven jaar langer leven, bij mijn gezin met opgroeiende kinderen. Ik heb alle kansen gehad om een vak te leren, me te ontwikkelen en in de wereld een beetje rond te kijken. Ik heb kunnen zien hoe veel slechter het in zoveel andere plekken op de wereld het is. Al bij het begin van ons trouwen hebben we een verzekering gesloten voor het geval een van ons vroegtijdig zou overlijden. Daarbij realiseer ik me de laatste tijd welk een zegen het is dat hier financiële regelingen bestaan, zodat gezinnen waar een ouder weg valt, op een basisvoorziening kunnen terug vallen. Vanuit de verhalen van mijn ouders weet ik welk een tragedie het vroeger was: vaders en moeders die er ineens alleen voor stonden kinderen te onderhouden, op te voeden en een plekje in de samenleving te laten verwerven. Onderling hebben wij het goed . Het doet vreselijk pijn. Het zal ook voor hen moeilijk zijn. Toch geef ik een hoog punt.

“De weg lopen”
Een kort gedicht. Ik wil het graag aanbieden aan mensen die niet weten waar hun weg naartoe loopt;
dat wel graag zouden willen weten; zich daar bij tijd en wijle ook het hoofd over breken en zorgen om maken.
Maar ook aan de vele mensen die een goed pad uitgezet hebben; hopen dat alle plannen uit zullen komen. Misschien ooit moeten meemaken dat het leven anders loopt dan gedacht en gepland..

Door het lopen baant zich de weg

Reiziger,
Jouw spoor
Is de weg, en niets anders
Reiziger, er zijn geen wegen
Door het lopen baant zich de weg

Gedicht van Antonio Machando, Toledo

’Ervaringen’
Verhalen hebben altijd een einde. Dat is misschien wel het meest onwaarschijnlijke van een roman of een sprookje. Soms eindigt het zelfs met: “En ze leefden nog lang en gelukkig”. In het echte leven is het anders. Na de geslaagde reanimatie, na een succesvolle behandeling van kanker of na de constatering dat de aandoening die bij iemand ontdekt is niet levensbedreigend is, is het verhaal ‘in het echte leven’ niet uit! Angst, gaan leven met een handicap, niet kunnen overleven zonder bepaalde medicijnen; het is niet zomaar ‘over’, net zo min als het meegemaakte ongeluk of trauma ‘over’ is, als het dagelijkse leven verder gaat. Door de snelheid waarmee we leven en de vele nieuwe medische mogelijkheden, staan we – of in elk geval de buitenwacht – wellicht weinig stil bij de psychische impact van de diagnose van een ernstige ziekte en de hierbij mogelijke of onmogelijke behandeling. Ook al zijn er vele behandelingen mogelijk en kunnen vele levens gered of gerekt worden, aan de vele medische mogelijkheden zit ook de andere zijde: de psychische belasting voor de patiënt.
We reageren vaak met: “Ze kunnen veel tegenwoordig”. Of “Je bent toch genezen” ”Je ziet er zo goed uit”. Maar het is niet het hele verhaal. Levens stoppen niet als de kanker genezen is of de hartoperatie gelukt. Evenmin als misbruik of incest gestopt is. Of de scheiding is uitgesproken of de militair na zijn uitzending weer thuis is, bij zijn gezin.. Het leven, jouw leven, gaat verder met wat geconstateerd, gedaan, gebeurd of behandeld is. Niets van wat een mens meemaakt is afgelopen, ooit.

“Trots op het lichaam”(1)
Wat is mijn lijf toch een ingenieus iets. Het lijf, mijn bondgenoot, dat maakt ik deze persoon ben. Dat lijf dat het mij mogelijk maakt te zien, te proeven en te ruiken, te tasten; te luisteren en te praten, te denken, te zien ; te genieten, contact te hebben met anderen, de natuur, de zon, de regen en de wind te ervaren.. Een door en door ingewikkeld mechanisme dat we nog steeds niet helemaal begrijpen of doorzien. Maar dat in zichzelf vele verdedigingslinies heeft tegen aanvallen van buiten, zoals virussen, bacteriën en e.d. Mijn lijf dat de vele psychische en fysieke aanvallen nog allemaal redelijkerwijs heeft afgeslagen en verder leven nog steeds mogelijk maakt Op enkele gebieden vertoont het gebreken, maar het heeft mij nog niet echt verraden. Eigenlijk vraagt een lichaam niet eens zoveel om ons verder te laten leven. Ja, het wil dat we er een beetje voorzichtig mee blijven omgaan. Niet te eenzijdige eten, niet teveel vetten en suikers, gematigd omgaan met alcohol, giftige stoffen vermijden, regelmatig bewegen. En het daarbij de nodige rust geven opdat het zich kan herstellen van al zijn activiteiten. Voor de meeste mensen is het geen veeleisende bondgenoot. Integendeel: persoonlijk mag ik zeggen dat het ook nog steeds een redelijk betrouwbare bondgenoot is. Terwijl ik besef dat helaas veel mensen dat niet kunnen zeggen. Daarom kan ik vinden: ik ben trots op dit lichaam dat mij zoveel diensten heeft bewezen, mij zoveel heeft mogelijk gemaakt en mij zo trouw is gebleven.

“Trots op het lichaam” (2)
Onlangs zei iemand: “Ik ben matig in eten en drinken; natuurlijk weet ik dat het geen garantie is voor een lang en gezond leven. Maar ik wil niet me ooit het verwijt hoeven maken dat ik door mijn leef- en eetgedrag aandoeningen krijg die ik zelf had kunnen vermijden.” Het is verleidelijk ons lichaam met groot gemak bloot te stellen aan heel zware inspanningen en leefgewoontes die riskant zijn. We rekenen er vanzelfsprekend op dat het lichaam zijn zelf herstellend vermogen inzet; we gaan ervan uit dat het blijft doen wat het al zo vaak gedaan heeft: na wat buitenissig gedrag is het na een of enkele nachten slapen weer de oude: onze trouwe compagnon; die met al zijn bijzondere eigenschappen onze vanzelfsprekende bondgenoot blijft. Maar omdat ons lichaam zo vaak zich van die sterke kant laat zien, zet het ons aan tot overmoed en gaan we wellicht ook frequent risicovol gedrag vertonen. Zou dat een reden kunnen zijn dat allerlei campagnes die ons oproepen tot een gezond eet- en leefpatroon moeilijk aanslaan? Ons lijf waarschuwt ons niet voor gevolgen op de langere termijn , voor de mogelijke aandoeningen die te vermijden waren geweest. Als die dan maar binnen redelijke grenzen blijven, is de ramp nog te overzien. Maar het lijkt me moeilijk te verwerken als door een overmoedige levensstijl ernstige ziekte of vroegtijdig overlijden optreedt; en om dan zonder zelfverwijt en schuldgevoel dit onder ogen te zien en ook nog naasten de gevolgen daarvan te laten dragen.

“Trots op het lichaam”(3)
Ik vraag me af of ik diezelfde trots op mijn lichaam zou ontwikkeld hebben als ik nu jong was geweest. Het ongerief van hoofdpijn, griep of andere ziekten: het werd ervaren als gewoon erbij horend. Je leerde: het lichaam kan zich daar zelf van genezen; het werpt zijn eigen middelen in de strijd. De wat overmoedige uitspraak: “Het is vanzelf gekomen, het gaat vanzelf weer over” was daar een uiting van. Met(bed) rust en wat huismiddeltjes werd je weer beter. Het gezinsleven kon /moest er ook op aangepast worden. Je mocht dan wel ziek of lastig zijn: je werd verzorgd en het dagelijkse leven paste zich er erop aan. Ik denk dat – in de meeste situaties – kleine ziektes nu anders beleefd worden, een andere impact hebben. Ziekte, griep, hoofdpijn lijken nu meer een inbreuk op het leven zoals dat gepland is. Het kind dat ziek is gooit vaak een strak gepland leven in de war. Dat voelt het. Het vindt zijn ziekte lastig voor papa of mama. Want die moeten naar hun werk.. Of er is niet direct een oppas Of er is een vakantie gepland. De ziekte van een kind komt vaak onverwacht en praktisch altijd ongelegen. Ouders weten dat die ziektes er zullen komen, maar zijn moeilijker vanzelfsprekend op te vangen. Ze passen niet in een vooral gepland leven Ze horen niet bij het leven. Door onze levenswijze of inrichting van de maatschappij worden we sneller gedwongen te grijpen naar hoestdrank, pillen of artsenbezoek. Begrijpelijk. Daarmee gaan we licht ongerief als hoofdpijn, verkoudheid ofl griep niet meer ervaren als erbij horend; als iets dat het lijf veelal zelf kan overwinnen.

“Trots op het lichaam”(4)
Omdat onze wijze van leven nogal planmatig moet verlopen omdat beide ouders wellicht werken en we vele verplichtingen kennen, hebben we wellicht een houding ontwikkeld waarbij de kleine ziektes er niet meer bij horen. Want die laten ons ook voelen dat we op zo’n moment niet meer de baas zijn over onze situatie, en zeker niet over het functioneren van het lichaam..Terwijl ik besef dat menige ouder niet anders kan dan griep of verkoudheid met medicijnen bestrijden – en ik zeker ouders geen gevoel van schuld of tekort schieten wil aanpraten – neem ik toch de ruimte om de volgende gedachten aan u voor te leggen. Ik las ze in een serieus tijdschrift. Snel, of te snel, medicamenteus gaan handelen, daarmee onthouden we kinderen – en misschien ook onszelf – de ervaring dat hun of ons lichaam veel aan kan. En dat een lichaam uit zichzelf een krachtig mechanisme is dat vaak in staat is zichzelf te herstellen .Het zoekt normaliter zijn eigen weg naar genezing. Dat geeft een mens ook vertrouwen in zichzelf. Wanneer we bij elk griepje of hoofdpijntje een greep doen in de medicijnkast, leren we onze kinderen ook, dat ze meer moeten vertrouwen op middelen die van buiten zichzelf komen Als het lukt het kind de tijd en de rust te geven om ziek te zijn en het zich daarbij niet lastig te voelen, maar geaccepteerd, zal het mede daardoor steviger in het leven staan. Een ziekte uitzieken levert de ervaring op dat je zoiets aankunt.; en dus ook andere tegenslagen En dat je lichaam sterk is, iets waar je trost op kunt zijn.

“Trots op het lichaam (5)
Velen kennen de aanblik van ernstige zieke mensen met een ziekte in een vergevorderd stadium. Onttakelde lichamen, zieke mensen die zich schamen voor hun toestand.. Ze ontroeren vaak omdat de situatie dwingt uiterlijk vertoon te laten varen; zich puur en eerlijk te presenteren. Ook hun lijf ontroert. Dat lichaam dat het zwaar heeft in de ziekte, met daarbij de behandeling, operatie, medicijnen, chemotherapie en bestraling. Het lijf dat dit allemaal probeert te verwerken en zich tot het uiterste probeert te handhaven. Dat lijf dat deze persoon toch maar tot dit moment gebracht heeft, veel heeft beleefd en vast ook veel goeds gedaan. Dit lijf dat liefde en vriendschap heeft getoond, met liefde en vriendschap, met werk en zorg bijgedragen heeft aan het leven, de samenleving en kinderen heeft voortgebracht. Voor de zieke zelf is dat natuurlijk verre van ontroerend; die is vaak boos, verdrietig en angstig omdat zijn lijf hem zo in de steek gelaten heeft. Die vindt misschien dat zijn lichaam een slechte bondgenoot of zijn vijand geworden is. Maar hoe zwaarder het lijf het heeft, hoe brozer de zieke, hoe meer het een beroep doet op de naasten of verzorgers. Die willen het lichaam, die mens, graag verlichten: het gehavende lijf wassen, een schoon bed en een zacht kussen geven, het met een bodylotion verwennen. Die willen een soort eerherstel van het lichaam, dat zoveel heeft betekend; het zijn waardigheid laten behouden. Het is ook een soort herstel van de trots, die deze mens, dit lichaam, bij de naasten blijft oproepen.

‘Leven’
’n Ontmoeting met een vrijwilliger in een hospice. “Ik ben nu enkele dagen hier in de stad geweest. Maar nu bekruipt mij de behoefte hier vandaan te zijn. Ik wil naar ons stille plekje, thuis. Ik word hier overladen met zoveel indrukken. Na een paar dagen wordt mij dat teveel. Ik moet overal bij nadenken; van de straat oversteken tot ‘geef ik die dakloze nou iets of niet?’ Anderen kunnen dit ‘het echte leven’ noemen, maar voor mij is dit het niet.” Ik luisterde geboeid. Probeerde mee te denken. De vraag: “Wat is ‘leven’ dan voor jou “lag natuurlijk  voor de hand. “Dat is een voor de hand liggende vraag. Maar ook een moeilijke. Laat ik beginnen met te zeggen dat mijn leven na het afsluiten van mijn werk, het beste stuk van mijn leven is. Er is zoveel druk en ‘moeten’ van me afgevallen. Ik mag nu doen wat in me opkomt en waar ik zelf behoefte aan heb Belangrijk hierin is dat ik de stilte zoek. Bij mezelf voelen dat ik leef, mag leven. Ik geniet  daarvan. Daarbij voel ik me verbonden met het leven rondom me, ook met de natuur. Ik wil niet constant in mijn hoofd bezig zijn. Ik kan ergens gaan zitten en beleven dat ik optimaal leef; ik ben dan tevreden, gelukkig, dat mijn aandacht niet versnipperd wordt door allerlei indrukken en informatie. Want daardoor verlies ik mijn concentratie op het belangrijkste: leven. Je weet dat
ik als vrijwilliger werk in een hospice. Ik vind het erg dat vele mensen zich maar heel kort los kunnen maken van conflicten, zorg of verantwoordelijkheid. En soms maar enkele dagen of uren, het leven ‘ontlast’ kunnen beleven en doorleven, vlak voordat ze dood gaan.”

Voeding
Zonder voeding kan een mens niet leven. Wat voedt ons? Wat smaakt goed, wat inspireert? Iedereen heeft wel zijn favoriete kostje. Van snack tot dat gerecht zoals alleen
partner of kok in die ene eetgelegenheid het klaar kan maken. Het eten van iets heerlijks, zeker als het ook nog in een gezellige sfeer gebeurt, verhoogt ons gevoel van wel bevinden. We voelen ons heerlijk, voldaan en kunnen er weer tegen. Gelukkig zijn we ook nog in de omstandigheden dat we op dat gebied onze ervaringen kunnen uitbreiden. We gaan op zoek naar gerechten die we kunnen proberen; we experimenteren met recepten van vrienden en kennissen; ook de media en supermarkten bieden ons volop gelegenheid tot verkenningen met ‘vreemde’ gerechten. Naast ( of samen met ) culinaire genoegens worden we ook gevoed door vriendschap, een hobby, boeken, muziek, wandelen, fietsen of een moment van stilte. De kern van dit soort voeding lijkt te zijn dat je verbaasd bent of tot rust komt. Je sluit je even af voor allerlei indrukken, activiteiten en zaken die de aandacht opeisen. Je creëert de omstandigheden zo dat ‘je tijd hebt’; bijna vanzelf ben je dan ontvankelijk, ontstaat mijmeren, dringt tot je door wat je fijn of belangrijk vindt. Je kunt rust of stilte in je eentje zoeken of samen met iemand anders. Vaak lukt dat het beste met iemand die je vertrouwd is: partner, vriend, lotgenoot.. Het kan ook een bezoek zijn aan een concert, dienst of herdenking . Een mens kan deze wijze van voeden op veel verschillende manieren en op vele plaatsen vinden. Ook dit soort voeding is levensnoodzakelijk; want zonder voeding kan een mens niet leven.

‘Dit wil ik niet zien’
Het leven is een merkwaardig wonder. Ooit was ik er niet; ooit zal ik er niet meer zijn. Daartussen in leef ik.
Voel ik dat ik wil leven en overleven. Ziektes, gebreken, tegenslagen overwinnen. Ben ik bezig me kennis en ervaring eigen te maken om in relatie en beroep me goed staande te houden, de kost te verdienen, kinderen goed toegerust in het leven te zetten, me waar te maken. Ik hecht me aan mensen, geniet van het goede dat het leven kan bieden: erkenning en warmte, lekker eten en drinken, feest, samenzijn met anderen, me vrij voelen, de wereld verkennen, het leven verkennen door mezelf te verrijken met boeken,, kunst, muziek ; ik wil groeien door kennis te nemen van hetgeen anderen aan het leven ervaren hebben.
Het leven blijft een merkwaardige mengeling van kracht en kwetsbaarheid, van aantrekkelijk en afstotend, van open en gesloten, van vitaliteit en aftakeling, van gezond en ziek. Die mengeling: ik wil die niet zien. Graag wil ik mijn ogen sluiten voor tegenslag, aftakeling, dood gaan. Ik wil me richten op het genietbare van het leven, de oneindigheid die ik eraan beleef. Tegelijk realiseer ik me dat het leven ondraaglijk en oneindig saai zou zijn zonder pijn, ziektes, dood. Ik zou doodgaan van verveling als ik niet gedwongen werd met die moeilijke kanten worstelen. Die maken het leven echt. Dagen me uit om te zoeken naar de dieperliggende schoonheid die aan de oppervlakte komt als ik me niet afkeer van ziekte, lijden, dood gaan. Misschien ontdek ik dan een dieperliggende kracht in mezelf, die ik nog niet kende; of een puurheid die ik niet vermoedde, of een kwetsbaarheid die meer kracht is dan kwetsbaarheid. Een andere vorm van levensvervulling en genieten van het leven dat ik doorgaans zoek en nastreef.

Oude Wijsheden, van toen, en nu? (1)
‘Leven in het hier en nu.’
Al in de tijd van de oude Grieken besefte men dat het erom gaat het leven te aanvaarden zoals het is. Alleen dan kan een mens leven in harmonie met zichzelf, de zijnen, zijn wereld. Wat daarvoor nodig is? Ook daar hadden zij, in hun mythen en verhalen, een antwoord op. Op papier heel eenvoudig. Leef in het hier en nu. Helaas, de ‘ellende’ van ons is dat we gedreven worden door irreële verlangens. Verlangens dat de gezondheid van nu altijd zal blijven; dat aan deze liefde nooit een einde zal komen; dat de kinderen altijd deze band met ons zullen behouden. Verlangens naar de tijd van vroeger, verlangens naar de tijd van straks als er meer tijd zal zijn; en meer van die onrealistische verlangens. Want vroeger komt niet terug; en straks zal hetzelfde zijn als nu; mét de verlangens wat we anders zouden willen zien! Verlangens die ons weg trekken uit het leven nu. Meedeinen op onze verlangens, daar ligt dus niet de oplossing. Maar waar dan wel? Hun wijsheid: de vergankelijkheid als mens tot rode draad in het leven maken. Vergankelijkheid is overal aanwezig in het leven, hoe vitaal je ook bent. Of hoever de dood nog weg lijkt te zijn. Het leven is nu eenmaal onomkeerbaar: liefdes komen tot een eind, je verliest je baan, die schitterende vakantie als kind met je ouders komt niet meer terug. En we verliezen mensen die we liefhebben. Het gaat erom niet angstig te zijn voor die vergankelijkheid; om niet blijvend in nostalgie terug te verlangen naar wat we verloren hebben. Want dan worden we uit het nu naar een niet-meer-bestaande tijd gevoerd, die ons leven op dit moment kan bederven.

Oude wijsheden van toen en nu ? (2)
Leven in het nu en ‘verzoenen’
Niet verzanden in verlangens naar vroeger of spijt over gebeurtenissen of keuzes kan alleen als het lukt tevreden te zijn met het leven zoals het zich nu aandient; of het fijn gaan vinden dat het is zoals het nu is. Want we lijden veel van de gevolgen van niet vervulde verlangens over de relatie, de kinderen, de baan of inkomen. Er is zoveel dat anders loopt dan wij graag gewild zouden hebben of ons hadden voorgesteld. Het is niet vanzelfsprekend of gemakkelijk om ons daarmee te verzoenen, het achter ons te laten. Kwaadheid, teleurstelling, spijt, schuldgevoel of haat: het kunnen allemaal gevoelens zijn die opspelen en ons hinderen om ons open te richten op het leven zoals het zich vandaag aandient. Verlies van dierbaren, scheiding, conflicten: hoe mensen dit verwerken is niet eenduidig. Dit soort processen gaan ook veel dieper dan betrokkenen zelf en hun omgeving zich vaak realiseren. De neiging om eroverheen te leven is in deze jachtige tijden groot; bovendien kennen we steeds minder rituelen of bijeenkomsten waarin we samen met anderen bezig zijn dit soort kwetsuren te verwerken. Rouwen om iets dat verloren is of waar we spijt van hebben, kan soms heel lang duren, misschien wel het hele leven. De kern van zich verzoenen is dat verlies of de gevolgen van een keuze die verkeerd uitpakte een onderdeel van je leven wordt; een onderdeel waar je van geleerd hebt of waarvan je beseft dat je er wijzer van geworden ben. Of een onderdeel wat onuitwisbaar is en waar niets anders op zit dan ermee te leven. Verzoenen vermindert angst en spanning, maakt ruimte en geeft vrijheid om open te staan naar het leven en de wereld van vandaag.

Oude wijsheden, van toen en nu?( 3)
Leef nu en ‘verlangens’
Het klinkt allemaal zo makkelijk: je minder laten neerdrukken door het gewicht van het verleden; of de last van wat je in de toekomst nog waar moet maken of je kan overkomen .Lukt dat een beetje dan kun je meer openstaan voor wat zich nu afspeelt, open staan voor anderen, van hen houden Het klinkt wereldvreemd in een tijd dat we bijna op alle terreinen bezig zijn met verlangens die- mits ingevuld – ons geluk nu en in de toekomst beloven. We verlangen een gelukkig leven voor ons kind: het jonge kind wordt op vele terreinen begeleid opdat het een goede toekomst krijgt Of : je verlangt een lang en gezond leven, leef dan nu gezond. Alle reclame die we dagelijks over ons heen gestort krijgen is gebaseerd op: je verlangens invullen, dan word je gelukkiger. De glanzende auto, de perfecte figuren en kleding van de kledingreclame, de elektronische apparatuur. Alles is ervan doortrokken: poog je verlangens in te vullen; als je dat niet doet loop je binnenkort achter en zul je nu en in de toekomst niet gelukkig zijn. Ik denk dat het bombardement van prikkels om het geluk te zoeken in het hier en nu, misschien nog nooit zo groot is geweest. Maar die prikkels moeten dan wel gehoorzaamd en bevredigd worden. Het is een illusie dat we ons zomaar van deze tijd los kunnen maken. Dat kan gewoon niet. Maar wellicht kunnen we houden van het leven zoals het zich nu aandient. Ons verzoenen met de onvolmaaktheid ervan. En dat juist blijven verlangen er een wezenlijk onderdeel van vormt, zonder dat die verlangens ( direct) bevredigd moeten worden of in vervulling hoeven te gaan.

‘Elkerlijk’
Elk mens is een ‘Elkerlijk’, hij lijkt op elk ander, heeft veel gemeenschappelijks met hen . Om die reden begon deze Elkerlijk een aantal jaren geleden zijn wekelijkse ‘stukjes’ te schrijven. Hij gaf daar een ingewikkelde titel aan, met vier accenten. De overpeinzingen zouden gaan over het leven; maar iedereen weet dat leven ook regelmatig een kwestie is van overleven; er zou ook stil gestaan worden bij ziekte, tegenslag, grenzen, veroudering en sterven; die weer in een adem verbonden werden met het zijn, het bestaan, omdat ze daar een onlosmakelijk onderdeel van vormen Ik hoopte kennis en ervaringen die ik opdeed bij de ondersteuning van mensen in het kader van mijn activiteiten voor de Stichting Leven rond de dood met u te delen en die te verbreden. Ook al kende en ken ik de weerstand om stil te staan bij ziekte en overlijden, toch dacht ik er goed aan te doen er wekelijks iets over te schrijven. Ook al verzetten we ons tegen nadenken over leven en de grenzen ervan, noemen we het wel eens zweverig, toch denk ik dat er nauwelijks iets concreters bestaat dan het stil staan bij en denken over die alledaagse ervaringen en vragen Immers niemand zal aan de gang van het leven ontkomen; daarbij: niemand gaat eerder dood als hij er zo nu en dan bij stil staat Ik hoop u met mijn gedachten en overpeinzingen van dienst te zijn geweest. Wellicht overbodig op te merken dat ik niet de illusie heb de wijsheid in pacht te hebben; ook heb ik niemand willen krenken of schofferen. Mijnerzijds wil ik alle lezers bedanken. Jullie hebben mij een dienst bewezen door regelmatige reacties die mij duidelijk maakten dat mijn inspanningen ergens toe dienden en voor u de moeite waard waren. Het schrijven dwong mij wekelijks iets te doordenken en te comprimeren tot een beperkt en (hopelijk) leesbaars ‘stukje’. Ook voor mij verrijkend. Dat zal ik missen. Tegelijk beseft deze Elkerlijk dat de tijd van afsluiten gekomen is en hij daarmee weer meer ruimte en tijd kan maken voor de mensen die hem extra lief zijn. Gelukkig gaan enkele mensen die verbonden zijn met de Stichting Leven rond de dood dit rubriekje overnemen. Het zal weer andere, en wellicht bredere invalshoeken opleveren. Ik wens hen veel succes en u in de toekomst nieuw leesgenot.

En een zinvol gevuld leven in 2012

Stef Kessels.

+ Elkerlijk is de titel van een middeleeuws mysteriespel