Stef Kessels – Herdenken

Stef Kessels is sinds 1995 is Kessels werkzaam als medewerker van de stichting ‘Leven rond de dood’. Hij houdt hij zich bezig met stervensbegeleiding en levensbeschouwelijke psychosociale zorg, in Helden en Meijel. Hij is ook beleidsmatig bij de stichting betrokken. Hieronder vindt u zijn overweging bij het thema Herdenken.

Verbonden
Eenmaal per jaar staan we uitdrukkelijk stil bij hen “die ons zijn voorgegaan in de dood. Uit die uitdrukking spreekt het besef dat ook wij een tijdelijk onderdeeltje zijn van de levende mensheid. Soms hoor je van mensen dat ze in deze tijd van het jaar er uitdrukkelijker bij stil staan dat ze de geestelijke en materiele erfenis van het voorgeslacht zo goed mogelijk moeten beheren en doorgeven. Het accent van herinneren en gedenken ligt echter bij onze dierbaren die met ons het leven een tijd gedeeld hebben. Iedereen heeft zijn eigen herinneringen, gevoelens en belevingen, die te maken hebben met je leeftijd en met het verlies dat je geleden hebt ( was het je kind, je ouder, je partner…?), met hoe het gegaan is: was het al lang geleden of niet; was het een plotseling afscheid of had je je erop kunnen voorbereiden; was alles gezegd dat gezegd moest worden; was de relatie in een goed evenwicht; of leefde er nog schuld, onbegrip, teleurstelling, verwijten of boosheid naar de overledene? Het kan ook zijn dat je vrede gevonden hebt met hetgeen je overkomen is. Misschien wordt het gemis nog dagelijks gevoeld, terwijl de dierbare wellicht al jaren geleden overleden is. Misschien is er dankbaarheid gegroeid voor datgene wat je gekregen hebt; warmte en veiligheid; verrijkende ervaringen, groeimogelijkheden of kansen in het leven qua beroep of opleiding. Misschien mag je leven in het besef dat je een kostbare nalatenschap mag beheren qua levensinstelling, gewoonten of omgaan met andere mensen. Misschien spreken de woorden van Ida Gerhardt je aan: ” Er is een weten van elkaar, dat tijd en afstand overwint.

De mensen van voorbij
Gedicht van Hanna Lam De mensen van voorbij we noemen ze samen. De mensen van voorbij we noemen ze met name. Zo vlinderen zij binnen in woorden en in zinnen en worden wij elkaar gewaar zijn even bij elkaar. De mensen van voorbij, zij blijven met ons leven.

De mensen van voorbij ze zijn met ons verweven in liefde en verhalen die wij zo graag herhalen, in bloemengeuren, in een lied dat opklinkt in verdriet. De mensen van voorbij zij worden niet vergeten. De mensen van voorbij zijn in een ander weten Zij mogen elders wonen, daar waar geen pijn kan komen. De mensen van voorbij Zijn in het licht, zijn vrij.

Over de doden niets dan goeds
Vlak na het overlijden van iemand die ons dierbaar is leggen we veel nadruk op de goede kwaliteiten van de betreffende persoon. Als je wat verder weg staat van de overledene, lijkt dat raar. Zoals iedereen is ook deze mens een doorsnee man of vrouw: een mengsel van kwaliteiten, goede eigenschappen, tegelijk eigenaardigheden of onhebbelijkheden. Zo ziet de mens eruit. Toch roemen we de kwaliteiten, leggen we veel nadruk op het goede. Ik denk dat er verschillende voor de hand liggende verklaringen voor bestaan. Iemand die zijn leven tot een goed einde brengt, heeft het er goed afgebracht. Zo simpel is het niet; het leven kan bij tijden zwaar zijn, het sterven is een opgave. Als het leven goed is afgerond kunnen ook de verwanten opgelucht en tevreden zijn. Hij heeft veel meegemaakt. Wat heeft hij hard gewerkt. Hij is rustig ingeslapen. Wat was hij moedig!” en meer van dat soort uitdrukkingen. Er spreekt dankbaarheid en trots uit. Hebben we vandaar uit de behoefte om de kwaliteiten van de overledene eens extra te benadrukken? Is het van daaruit dat in afscheidsvieringen de overledene een beetje geïdealiseerd wordt, hij tot voorbeeld gesteld wordt? Die weg naar het einde moeten de levenden immers nog afleggen, de afronding van het leven moeten zij nog presteren ” Wat hij kan, zal ik dan ook wel kunnen. Overigens denk ik dat er nog een reden is om de geliefde idealer voor te stellen dan hij in werkelijkheid was. Dat hoor je vaak de eerste jaren na een overlijden. Iemand die hoog opgeeft over partner, ouder of kind – misschien te ideaal om waar te kunnen zijn – zegt wel overduidelijk: ” ik ben iets heel kostbaars kwijtgeraakt; besef a.u.b. dat ik nu verder moet zonder die dierbare mens. Hij is en was voor mij belangrijk en onvervangbaar”.

Schrijnend herdenken?
Als het nog niet te vatten is dat jij, voor de eerste keer, met Allerheiligen je dierbare herdenkt, schrijnt de pijn. Ineens, onverwacht, kun je overvallen worden door intens verdriet. Je leeft, soms dagen, in een mist van radeloosheid. Je ziet geen lichtpunt. Je wordt ondergedompeld in twijfel aan de zin van je leven. Je ervaart uitzichtloosheid en verlatenheid. Soms wil je misschien niet meer leven en bekruipt je een verlangen naar de dood. Je hunkert naar begrip en warmte, maar je durft niemand in deze ellende toelaten, bang dat je niet begrepen wordt. Je kent geen mens met wie jij deze vreemde ervaring durft te delen. Je voelt je een zwakkeling, onmachtig omdat je de draad van het leven niet op kunt pakken. Bij momenten breken je tranen door alles heen. Je bent kwaad; je vindt je een mislukkeling omdat dit verdriet je zo in bezit neemt. Al je dapperheid is weg gevloeid; het verlies kijkt je pijnlijk schrijnend aan. Het lukt niet om de realiteit van het gemis van je af te zetten. Dag en nacht legt het beslag op je. Je kunt niet doen alsof er niets aan de hand is. Je beseft dat je niets anders rest dan je door deze realiteit heen te worstelen, hopende dat de pijn af zal nemen en je ooit opnieuw rust en evenwicht zult vinden. Weer zin gaat beleven aan het leven, die ruimte gaat voelen om alles wat je belemmert met iemand te delen. Gaat beseffen dat het geen schande is toe te geven dat het verdriet te zwaar is om alleen te dragen; het niet abnormaal is dat het overlijden van een dierbare je zo onderuit haalt. Opnieuw kunt gaan ervaren bij anderen terecht te kunnen; te herademen bij het delen van al die emoties; en je toe te staan ruimte te voelen voor plezierige gebeurtenissen en emoties.

Schaduwen van licht? (1)
Zal de mens na dit leven nog voortbestaan? Niemand weet het. Van deze kant van de brug kan niemand een afdoend antwoord geven. Maar wanneer mensen door hun eerste verdriet zijn heen geworsteld en over hun gestorven dierbare praten (en positieve gevoelens pijnlijke herinneringen zijn gaan overheersen) licht die weer op. In dat praten over de gestorvene komt, naast de schaduw die dat over het leven geworpen heeft, tevens ter sprake wat hij allemaal deed en de betekenis die hij had. In zo?n gesprek staat niet de vraag naar zijn voortbestaan centraal, maar de beleefde band met de overledene; het accent ligt op hetgeen hij telkens weer in het leven van de nabestaande oproept; het is alsof hij in hen weer tot leven komt. Kortom: naast de schaduw van het verlies dat een dierbare werpt in het leven van de nabestaande, werpt hij ook schaduwen van mooie en kostbare herinneringen. Treedt hij uit zijn schaduw. Vader leeft ineens weer in het beeld van de lieve of hard werkende man; of moeder in het gezegde dat zij als levensspreuk hanteerde. Het kind in een beleven van de blijheid toen het geboren werd. De partner weer in dat attente gebaar: de hand op de schouder of dat bloemetje op gedenkdagen. In zijn gezichtsuitdrukking bij het eten van het gerecht waar hij of zij zo van kon genieten; of zo verafschuwde! Zijn of haar bestaan wordt zo nooit meer ongedaan gemaakt; het leeft voort in het leven dat hij of zij heeft aangeraakt met zijn warmte, zorg of liefde. Waar het bestaan ons ontroert komt de geliefde weer tot leven.

Schaduwen van licht (2)
Mensen van wie we hebben gehouden werpen na hun dood schaduwen van licht. Hun silhouet tekent zich af in ons hart. In een uit het Engels vertaald gedicht worden die schaduwen als volgt beschreven:
Sta maar niet aan mijn graf te wenen; ik rust daar niet, ik ben al henen. Ik ben de gouden gloed op het koren. Ik ben de dauw in het ochtendgloren. Ik ben de wind al waar hij waait. Ik ben de sneeuw die diamanten zaait. En als je ’s morgens wakker wordt, ben ik de fluister die je hoort van vogels in hun cirkelvlucht, zwijgend in de morgenlucht. Ik ben de ster die je ziet staan, Ik ben de zon, ik ben de maan. Huil je ogen maar niet rood: Ik rust daar niet, ik ben niet dood.

Achtergelaten door een jonge Engelse soldaat die in 1989 in Londonderry omkwam door een autobom.

“Gedenken”
Als de bomen hun bladeren verliezen en de kilte ons gaat omringen, gedenken wij onze overledenen. Begraafplaatsen worden getooid met vele bloemen en ademen een serene rust. Misschien verzamelen familieleden zich om een dierbaar kind, geliefde ouder of partner te gedenken met een ritueel in de kerk, een maaltijd thuis of een gezamenlijk bezoek aan de laatste rust plaats. Voor velen is de scherpe pijn van het verlies geluwd; ze steekt nog bij tijd en wijle de kop op, maar is niet meer alles overheersend. Tegelijk bestaat er een groep mensen die, na een groot verlies, nooit meer de draad van het leven goed kunnen oppakken; om veel verschillende redenen b.v. omdat ze het gat van het verlies niet te boven kwamen, kwaad zijn gebleven op hun geliefde of zich in de steek gelaten voelen. Voor hen zijn dit moeilijke dagen, waarop hele onverwerkte stukken van het verleden de kop weer opsteken .Natuurlijk zijn er de mensen die in de laatste maanden of jaren een dierbare verloren hebben. Zij leven in de verwarring van het verlies; in de leegte van het gemis met de onvermijdelijke vragen naar het waarom en de vaak ‘gekke ’gevoelens van boosheid vanwege het gevoel verlaten te zijn ( terwijl de overledene buiten zijn wil overleed), schuldgevoel of ervaringen hem nog te zien of te horen; overspoeld door al de herinneringen en verwachtingen die verbonden zijn met degene die ze verloren hebben. De serene rust van een begraafplaats kan bedrieglijk zijn; in de kilte van de herfst kunnen we tegenwicht bieden door aandacht en warmte voor mensen die lijden om een verlies . Gedenken en rouwen doe je niet alleen.